Kerk & religie

Preken voor de vogels

Franciscus van Assisi en zijn volgelingen trokken acht eeuwen geleden bedelend en prekend door de steden en dorpen van Midden-Italië. Soms hielden ze even halt om toehoorders tot boetedoening op te roepen. Broeder Egidio wachtte dan als een handlanger het juiste moment af en zei: „Zo is het! Daar kun je van op aan!”

19 November 2009 07:44Gewijzigd op 14 November 2020 09:11
Franciscus ligt begraven in de San Francescokerk in Assisi. Bij een grote aardbeving in 1997 stortte het plafond van de kerk –die op de Werelderfgoedlijst staat– gedeeltelijk in. Ongeveer 180 vierkante meter fresco lag in 300.000 stukjes op de grond. Foto
Franciscus ligt begraven in de San Francescokerk in Assisi. Bij een grote aardbeving in 1997 stortte het plafond van de kerk –die op de Werelderfgoedlijst staat– gedeeltelijk in. Ongeveer 180 vierkante meter fresco lag in 300.000 stukjes op de grond. Foto

Ook in de dertiende eeuw was er al sprake van de boodschap en de kloof. Sommige hoorders vermoedden dat er iets wonderbaarlijks aan de hand was, schrijft Julien Green in zijn Franciscusbio­grafie, „maar velen beschouwden hen als krankzinnigen. Jongedames maakten zich uit de voeten uit vrees dat hun krankzinnigheid misschien besmettelijk was.”Een vaste verblijfplaats hadden Franciscus en zijn handjevol broeders niet. Meestal sliepen ze in Portiuncula, op een open plek in de bossen van het dal van Spoleto. Ze hadden geen hoofdkussen, alleen wat stro en een paar versleten lappen.

Elke dag begon zoals die ook geëindigd was: met gebed. Soms trokken Franciscus en zijn broeders zich een tijdje terug om in afzondering te kunnen bidden. Vanuit Assisi kronkelde een smal pad door de bossen naar boven. Daar lagen tientallen grotten, als binnenkamers in de natuur.

Sinds de vijftiende eeuw staat daar ook een kloostertje, de Carceri. Het is genoemd naar de kerkers of kluizenarijen die op de helling van de Monte Subasio lagen. Pietro Mauro is een van de drie monniken die er nog wonen. „Of eigenlijk zijn het er tweeënhalf, want een is er vaak op pad.”

In de kleine kapel wijst hij op een fresco boven het altaar. In de vijftiende eeuw heeft iemand de kruisiging van Jezus geschilderd, met Franciscus aan de voet van het kruis. Een trap naar beneden leidt naar diens cel. Om de kale rots waarop Franciscus sliep, staat een houten hekje.

Dierendag

Franciscus stierf op zaterdagavond 3 oktober 1226. Omdat de datum toen nog om zes uur versprong, wordt zijn sterfdag op 4 oktober herdacht. Sinds 1930 is het op die datum ook Werelddierendag. Franciscus bekommerde zich niet alleen om armen en melaatsen, maar om alle schepselen van God.

Thomas van Celano schreef in 1228: „Franciscus kwam bij een plek waar een grote menigte vogels van diverse pluimage bijeen was. Er waren duiven bij en kraaien en vogels die in de volkstaal kauwtjes heten. Toen Franciscus de zwerm in de gaten had, liet hij zijn reis­genoten achter op de weg en rende hij zelf het veld in, want hij was zeer impulsief en voelde ook een grote belangstelling voor en verbondenheid met de lagere redeloze schepsels.”

Daarna vroeg Franciscus hun vriendelijk eens naar het Woord van God te luisteren. „Mijn broeders en zusters vogels”, zei hij, „grote lof moeten jullie brengen aan jullie Schepper en Hem altijd van harte beminnen. Hij geeft jullie immers veren om je te kleden, vleugels om te vliegen en alles wat jullie maar nodig hebben. Zonder dat jullie iets hoeven te doen, beschermt Hij jullie en regelt Hij alles voor jullie.”

Lofzangen

Voordat Franciscus overleed, had hij volgens Thomas van Celano zijn armen nog opgeheven en Christus verheerlijkt. „Hij wilde in alles gelijk zijn aan de gekruisigde Christus, Die arm, in hevige pijnen en naakt aan het kruis had gehangen. (…) Toen de heilige stierf, was de schemering ingevallen. Het was zo goed als donker. Toch kwamen boven het huis in groten getale leeuweriken vliegen. Lange tijd vlogen ze daar kwinkelerend rond.”

Nauwelijks was het licht geworden of de burgers en de geestelijkheid van Assisi kwamen het lichaam van Franciscus ophalen. Onder het zingen van hymnen en lofzangen brachten ze het naar de stad. Franciscus werd begraven in de San Giorgio, de kerk waar hij in zijn jeugd had leren lezen.

Nog geen twee jaar later, op 16 juli 1228, plaatste paus Gregorius IX Franciscus op de lijst van heiligen. De dag daarop begon de bouw van een nieuwe kerk, de San Francesco. Daar werd Franciscus in een in de rotsen uitgehouwen graf gelegd, afgedekt door drie zware stenen platen.

Aardbeving

Ieder jaar brengen zo’n 3 miljoen mensen een bezoek aan de crypte van Franciscus. Lange tijd was het graf niet toegankelijk voor het publiek, omdat de inwoners van Perugia in 1442 hadden gedreigd het lichaam van Franciscus te stelen.

Toen hebben de broeders de gang die naar de onderkerk leidde maar volgestort met puin. Na verloop van tijd wist niemand meer waar het graf lag.

De minderbroeders vonden de overblijfselen van Franciscus weer in 1818. Zijn stenen kist staat nu boven het altaar, in een negentiende-eeuwse crypte. In de nissen zijn vier volgelingen van Franciscus bijgezet: Rufinus, Angelus, Masseus en Leo.

Het is er donker en koud. Sommige pelgrims knielen even of slaan een kruis; anderen blijven wat langer om te bidden. Toeristen staan op een afstandje te kijken. Voor een groep Duitsers draagt een priester de mis op.

In de onder- en de bovenkerk kijkt iedereen omhoog: daar zijn de wanden versierd met fresco’s over het leven van Franciscus en het lijden van Christus. Franciscus spreekt tot de vogels. Aan de andere kant: de kruisafname. Johannes steunt Maria bij de kruisiging. Daartegenover: Franciscus ondersteunt de kerk. De paus ligt ondertussen te slapen.

Een grote aardbeving in 1997 betekende bijna het einde voor de schilderingen van Cimabue, Giotto en anderen. Het plafond van de San Francescokerk –die op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat– stortte gedeeltelijk in. Ongeveer 180 vierkante meter fresco lag in puin.

Een team van het Italiaanse restauratie-instituut wist binnen vijf jaar de ongeveer 300.000 puzzelstukjes weer in elkaar te passen. In de kerk zijn hier en daar nog wat grijze vlekken te zien. Daar zijn fresco’s voorgoed verdwenen.

Dit is het slot van een tweeluik over Franciscus van Assisi. Aanleiding is het 800-jarig bestaan van de franciscaner orde.


Heldere oogjes, een dunne rechte neus

Van weinig middeleeuwers is bekend hoe ze er precies hebben uitgezien. Van Franciscus zijn al tijdens zijn leven afbeeldingen gemaakt, waarvan die van Cimabue in de San Francesco het bekends is.

Een van de eerste broeders, Thomas van Celano, beschrijft het uiterlijk van Franciscus: „Hij was klein van gestalte, had een klein, rond hoofd, een langwerpig gezicht, een klein vlak voorhoofd, zwarte heldere oogjes, donker haar, rechte wenkbrauwen, een dunne rechte neus, spitse oortjes en vlakke slapen. Hij had een krachtige stem, prettig om te horen, helder en welluidend, een gaaf gebit met regelmatige, witte tanden, dunne lippen, een zwarte, niet volle baard, een dunne hals, rechte schouders, korte armen, fijne handen met lange vingers, dunne benen, kleine voeten en een tere huid. Hij was broodmager en ruig gekleed; hij sliep heel kort en gaf alles weg.”

Franciscanen

De orde van de franciscanen of minderbroeders (Ordo Fratrum Minorum, OFM) ontstond 800 jaar geleden, in 1209. Paus Innocentius III gaf toen zijn goedkeuring aan Franciscus’ leefregel van armoede en onderlinge broederschap. De regel werd in de loop der tijd verschillende malen versoepeld en aangepast, tegen de zin van Franciscus.

Franciscus werd in 1228, twee jaar na zijn dood, heilig verklaard. Het aantal volgelingen groeide daarna in snel tempo tot 35.000 in 1274. Binnen de broederschap ontstonden twee stromingen: de spirituele en de conventuele. De eerste bleef trouw aan de oorspronkelijke regel van Franciscus, terwijl de tweede een minder letterlijke lezing voorstond. Na enkele scheuringen en afsplitsingen zijn er nu drie takken: de minderbroeders franciscanen, de minderbroeders kapucijnen en de minderbroeders conventuelen. De vrouwelijke tak, de orde der clarissen, ontstond rond 1212.

De eerste minderbroeders kwamen in 1228 naar Nederland. Wereldwijd telt de orde nu ongeveer 16.000 leden, verdeeld over zo’n honderd bestuurlijke een­heden (provincies). De Nederlandse provincie –met enkele honderden broeders– bestaat uit Nederland, Noorwegen en Zweden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer