Avondmaal
„Welgelukzalig is de mens dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.” Psalm 32:2
Acht u zich de grootste van de zondaren en weet u wel dat u in zonden bent ontvangen en in ongerechtigheid geboren? Komt u wel tot God met een oprecht hart? Zoekt u het nergens anders dan in Gods genade? Heeft u uw zonden al voor Hem beleden en uw ziel voor Hem opengelegd? Gelooft u in de Heere Jezus Christus? Voelt u een honger en een dorst in uw ziel naar Hem?Hoe ligt het bij u met de zonde? Haat u die oprecht? Bent u bereid ongeveinsd God trouw te beloven en gehoorzaamheid te zweren? Doet u al uw plichten ongeveinsd? Bidt u zo tot God en geeft u zo uw aalmoes? Hoort u zo Zijn Woord en Christus’ dood verkondigen dat u weet vergeving van uw zonden te hebben en dat daar uw verzoening met God en de zaligheid zijn te vinden?
Zo u bedrog vindt in uzelf, treed niet toe tot het avondmaal. Reinig u eerst, doe eerst die zuurdesem weg, verzaak alle bedekselen van schande. Zuiver uw hart en kom dan.
En u, die zich zonder bedrog vindt, kom tot Gods tafel. Het vee is geslacht en de wijn is gemengd en alles is toebereid.
Petrus van der Hagen, predikant te Amsterdam
(”Uitbreiding over Psalm 32”, 1676)