Christelijke en islamitische scholieren in gesprek
„Ibrahim, die noemen jullie Abraham.” Christelijke en islamitische kinderen met elkaar in gesprek. „Nu snap ik dat van jullie beter.”
De reformatorische Johannes Calvijnschool in Amersfoort deed woendag voor het eerst mee aan de Dag van de Dialoog, een initiatief om verschillende bevolkingsgroepen met elkaar in gesprek te brengen. Lydia en Wouter van de Calvijnschool schuiven om de tafel met Noha en Ibtissam van de islamitische Bilalschool en Reduan (moslim) en Maurice (christen) van de christelijke Wilhelminaschool.De verschillen tussen de verhalen over Ibrahim en Abraham vinden ze apart. „Onze god wou kijken of Ibrahim heel erg van hem hield. Hij zei: Slacht Ismaël!” zegt Noha. Wouter: „Bij ons is dat Izak.” Reduan hoort beide verhalen. Doordeweeks op school de Bijbelse versie, op zaterdag en zondag in de moskee het verhaal uit de Koran. „Dat is wel een beetje apart.”
”Begrijp jij mij?” was woensdag het thema aan de dialoogtafels die inwoners in alle wijken van Amersfoort opzetten. Iedereen mocht er aanschuiven. Op de scholen gingen leerlingen met elkaar in gesprek. Enkele leerlingen van de Calvijnschool bezochten andere scholen. Doel: elkaar beter leren kennen. „Het is goed dat de kinderen breder leren kijken dan alleen hun eigen, in veel gevallen toch wat beperkte wereldje”, zegt locatiecoördinator J. Knibbe, die het gesprek leidt.
Lydia legt de naam van haar school uit: „Johannes Calvijn was een meneer die over de dingen van ons geloof praatte, over de Heere.” Noha: „Toen onze profeet Mohammed bij een stad kwam, hadden ze een moskee voor hem gebouwd. Meneer Bilal was gepakt, maar Mohammed behandelde hem niet als slaaf. Hij nam hem mee naar de moskee. Bilal was toen de eerste die een oproep tot gebed deed.”
„Wij bidden op school vaak, we hebben een bidzaal”, zegt de moslima. „Echt?” zegt haar geloofsgenoot Reduan, zelf leerling van een christelijke school. „Ja, met kleedjes”, zegt Noha. „We hebben een godsdienstjuf die uitlegt hoe we moeten bidden. Daarvoor is eerst een wassing nodig. Eerst twee keer je handen, twee keer je mond, dan je neus, met je linkerhand insnuiten, met je rechterhand uitsnuiten, dan je oor een keer en allebei je voeten drie keer. En we hebben dan een lange rok, tot en met je voeten, en als je bidt, moet je altijd een hoofddoek om. De jongens hebben een soort lange jurk aan, dat is wel een beetje raar, maar…, en ze hebben een petje, dat hebben, denk ik, de joodsen ook, en de christelijken soms.” Voor de leerlingen van de andere scholen gaat er een wereld open.
Noha draagt een hoofddoek, Ibtissam niet. „Ik doe dat soms”, zegt Ibtissam. „Later wil ik het wel graag. Als je het tijdens het gebed niet doet, worden mensen afgeleid.” Noha: „De hoofddoek is respect voor god.” Wouter: „Bij ons hebben de vrouwen in de kerk een hoed op. Dat is voor het verschil tussen man en vrouw, en ook voor de eerbied voor de Heere.”
„Wij bidden ook op school”, zegt Maurice van de Wilhelminaschool. „Dan danken we voor de dingen die je mag doen en we vragen of God zorgt dat het die dag goed gaat.” Een Bijbelverhaal is er bij hem niet elke dag. Op de Calvijnschool wel. „En toetsen van de godsdienstles?” wil Noah weten. „Elke dag! ”Namen en Feiten””, zegt Lydia. Noah: „En hebben jullie ook een apart godsdienstleraar?” Wouter: „Nee, onze juf vertelt gewoon.”
Reduan leert ’s zaterdags en ’s zondags in de moskee Arabische woordjes. Lydia: „Wij hebben dan vrij. Op zondag gaan we twee keer naar de kerk.” Wouter: „Als je naar een hogere school gaat, krijg je catechisatie, dat is ook een soort les in de kerk.” Lydia: „Dan leer je vragen over de Heere en over de Bijbel.”
Noah is niet uitverteld. Over de feesten, de Koran, ramadan. Het eten is ook anders. Reduan: „Jullie hebben boerenkool! Wij couscous, een soort nasi; korreltjes.” Goed om meer van elkaar te leren, vinden de leerlingen. Noha: „Ik wist niet veel van de christelijke school.” Lydia: „Sommige woorden waren wel lastig, Koran en zo. Als we dit elke dag hadden, zouden we veel van elkaar weten.” Wouter: „Dat zou wel gaan vervelen.”