Griep en sheriff
Dat het recht achter de maatschappelijke feiten aanloopt, is eerder gevolg van procedures dan van traagheid aan de kant van juristen. Met de bijdrage ”Recht in tijden van Mexicaanse griep” van mr. drs. Dute en prof. Hendriks betoont het Nederlands Juristen Blad van 16 oktober 2009 (nr. 35) in ieder geval actueel genoeg te zijn. In hun bijdrage gaan de auteurs na in hoeverre het Nederlandse (gezondheids)recht is voorbereid om de bevolking adequaat te beschermen, waarbij zij de rol van overheid, zorgverlener en patiënt bespreken.
Wat de eerste betreft: in geval van een pandemie is internationale samenwerking geboden. Daarbij speelt de Wereldgezondheidsorganisatie een grote rol. De Internationale Gezondheidsregeling is in Nederland omgezet in de Wet publieke gezondheid: een regeling om als wereldgemeenschap effectief te anticiperen en te reageren op volksgezondheidsrisico’s, zonder het internationale verkeer te verstoren. Ook de Grondwet biedt de overheid een basis voor maatregelen tegen infectieziekten.Daaronder valt tevens adequate voorlichting, welke moet worden gebaseerd op „verantwoord medisch-professioneel inzicht”, alsmede de beschikbaarheid van voldoende virusremmers en vaccins.
Normaliter is infectiebestrijding een taak van Burgemeester en Wethouders, ondersteund door de GGD. Bij een A-ziekte zoals Mexicaanse griep komt de leiding in handen van het ministerie. Deze kan de burgemeester opdragen dwangmaatregelen toe te passen (zoals isolatie, een werkverbod, medisch toezicht of sluiting van gebouwen, met uitzondering van kerken). Mocht het virus muteren tot een gevaarlijke variant, dan kan de overheid ook steun ontlenen aan wetten ter bestrijding van rampen en crises.
Wat zorgverleners betreft bestaat de verplichting tot melding van ernstige gevallen door artsen. Een vaccinatieplicht is er niet, hetgeen zou kunnen leiden tot claims vanwege besmetting. Een patiënt zal echter vrijwel onmogelijk kunnen aantonen door wie hij nu precies is geïnfecteerd en voorts of de infectie –indien de hulpverlener zich wel had laten inenten– niet toch zou zijn gevolgd. Besmettingsgevaar voor de hulpverlener mag in ieder geval niet leiden tot de weigering geneeskundige hulp te bieden.
Indien een patiënt evenwel weigert in het kader van de behandeling mee te werken aan voorkoming van besmetting van anderen, kan dit wel consequenties opleveren. Een werkgever zou zijn werknemer de toegang kunnen ontzeggen. Ook op patiëntniveau zien de auteurs weinig kans op claims wegens besmetting, vanwege de bewijsproblematiek.
Tot slot benoemen de auteurs de situatie waarin de ouders weigeren het kind te laten vaccineren. De rechtspraktijk laat zien dat rechter en arts in dergelijke gevallen primair kijken naar het belang van het kind. Bij het nagaan van door de auteurs aangehaalde uitspraak blijkt evenwel dat het voor de rechter uitmaakt of de bezwaren godsdienstig c.q. principieel van aard zijn of niet.
Magazine Mr. waarschuwt voor de stille opkomst van „de knoet van het bestuur.” Ooit kon alleen de strafrechter boetes opleggen, nu is die bevoegdheid aan vele bestuursorganen toegekend. De Autoriteit Financiële Markten (AFM), Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en het openbaar ministerie zijn hiervan enkele bekende voorbeelden.
Het „bestuursstrafrecht” is snel opgekomen, deels als gevolg van de roep om strengere straffen: symboolwetgeving dus. De strafrechtketen raakte hierdoor overbelast, met als gevolg dat de wetgever het strafrecht reserveerde voor ‘echte criminelen’. Het bestraffen van overtredingen is aan bestuursorganen. Evenwel zet deze trend hard door: in de toekomst zou het OM zelf bij gevangenisstraffen tot zes jaar buiten de rechter om kunnen afdoen.
De vraag rijst daarom in hoeverre de rechtsbescherming van de burger wordt uitgehold en daarnaast of het systeem niet strijdt met de triasleer: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht moeten gescheiden blijven. Een bestuursorgaan dat beboet, vervult in feite alle rollen.
Zo worden de burgemeester steeds verdergaande bevoegdheden toegekend, bijvoorbeeld een huisverbod bij huiselijk geweld of een gebiedsverbod op grond van de Voetbalwet. „De ambtsketen wordt ingeruild voor de sheriff-ster”, aldus prof. Sackers in het artikel.
In ArbeidsRecht nr. 10 een beschouwing over het recht van de arbeider op zijn loon en de wettelijke waarborgen om dit recht veilig te stellen. Er is namelijk sprake van financiële sancties die een werkgever bij te late voldoening van het loon verschuldigd is.
Naast de verschuldigde rente zegt de wet dat de werkgever ook een boete kan krijgen. Deze boete loopt in een aantal dagen op tot 50 procent van het brutoloon. Het voorgaande leidt ertoe dat een werknemer die zijn geld niet tijdig ontvangt, er beter aan doet stil te blijven zitten nu dat loont. De auteurs adviseren, mits men het geld nodig heeft voor levensonderhoud, niet te snel te zijn met incasseren.
Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.