De Fyne mocht niet mee
Hoe vaak zal ik als kleine jongen tijdens de preek een poging hebben ondernomen om het opschrift van het klankbord van de preekstoel in de hervormde kerk te Jaarsveld te ontcijferen? Ik kwam er niet uit.
De tekst is ook niet helemaal te zien als je recht voor de preekstoel zit. En het Bijbelboek „Prov.” waarmee het opschrift begint, kon ik maar nergens thuisbrengen. Totdat ik me meer ging toeleggen op het oude schrift en de kerkgeschiedenis. Maar dat was heel wat jaren later.De kansel van Jaarsveld is in 1616 gemaakt en de tekst op het klankbord is derhalve afkomstig uit een vertaling die ouder is dan de Statenvertaling, namelijk de Deux-aesbijbelvertaling, die van 1561 tot aan de eerste uitgave van de Statenvertaling in 1637 werd gebruikt onder de gereformeerden.
Er staat op het klankbord te lezen: „Prov. 1.5. Wie wijs is die hoore toe ende beetert hem ende wie verstandich is die laet hem raden. Anno 1616.” Prov. is de afkorting van Proverbia en betekent Spreuken. In de Statenvertaling luidt de tekst: „Die wijs is zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijze raad bekomen.”
Jaren geleden zijn de kansel en het klankbord helemaal bruin geverfd. De kansel stond toen onder het orgel. Toen in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw de kerk gerestaureerd werd –waarbij mijn vader, die metselaar was, letterlijk en figuurlijk een steentje heeft bijgedragen– is de kansel van verf ontdaan en kwam de tekst openbaar.
Afzetting
De eerste predikant die deze kansel heeft betreden, was Passchier de Fyne. Wie weet is de tekstkeus boven de kansel wel van hem geweest. Hoe goed bedoeld ook, de inhoud ervan is later ten negatieve op hem toegepast. Op de Dordtse Synode is duidelijk gebleken dat hij volgens de daar opgestelde leerregels niet bij de wijze en verstandige predikanten gerekend werd, want Passchier de Fyne werd in 1619 afgezet vanwege zijn remonstrantse prediking, samen met 200 anderen.
In ”Het leeven en eenige bysondere voorvallen van Passchier de Fyne”, dat in het spectrum van de Nederlandse letterkunde is opgenomen, blikt hij terug op de periode waarin hij Jaarsveld diende (1611-1619), op de synode van Dordt die hij vanaf de publieke tribune bezocht, en op zijn afzetting in 1619.
Passchier de Fyne, wiens ouders in dagen van vervolging vanuit Vlaanderen naar Leiden vluchtten, genoot geen theologische opleiding. Op een bijzondere manier werd hij predikant in Jaarsveld. De heer van Jaarsveld, Johan Michielsen van Varelar, wilde dat hij een zomer lang zou voorgaan in Jaarsveld, terwijl hij dan intrek mocht nemen in het herenhuis. Spoedig bleek dat de ganse gemeente van Jaarsveld hem als vaste predikant begeerde en zo werd hij er beroepen.
Jaarsveld behoorde in die tijd tot de classis Buren. Omdat de heer van Jaarsveld zijn heerlijkheid gekocht had van de graaf van Buren, wist hij de gemeente buiten de classis te loodsen en werd zij een zelfstandige gemeente buiten een classis. De heer van Jaarsveld vond dat wel zo veilig vanwege de strijd tussen gomaristen en arminianen, die toen het theologisch klimaat beheerste. Hij wilde Jaarsveld daar buiten houden.
De Fyne schrijft over die tijd: „Wy hebben tot Jaarsvelt vreedzaam gewoont, tot dat het calvinistische lammeke tot Dordrecht wel gemest was ende hoornen hadde gekregen, om een iegelyk die haare menschelijke canones niet als goddelyke waarheyt aannemen wilde, van haare preek-stoelen uyt hare vreedsame huysen, ja uyt hare lieve vaderlant te stooten.”
De zelfstandigheid van Jaarsveld bood op den duur geen perspectief voor Passchier de Fyne. Nadat alle classes van remonstrantse predikanten waren gezuiverd, kwam op de synode van Leiden in augustus 1619 het onderwerp ”Passchier de Fyne” ter sprake. Hij bleek nog steeds in zijn gemeente voor te gaan. De predikant werd op de synode ontboden en spoedig daarna was het met hem gedaan omdat hij de „Dordtse Canons” niet wilde onderschrijven. Hij weigerde ook de zogeheten Akte van Stilstand te ondertekenen, waarin men moest beloven zich van alle ambtelijk werk te onthouden.
Schijnheilige vaders
Uit de periode van de synode in Dordrecht vermeldt Passchier de Fyne in zijn levensherinneringen nog een aardige anekdote. Nadat hij in 1619 een bezoek had gebracht aan de synode –naar zijn eigen zeggen „om die schynheilige vaders met haar breede baarden eens te sien”– ondernam hij daarna de tocht weer naar Jaarsveld. Hij had met een voerman afgesproken dat deze hem naar Schoonhoven zou rijden. Toen de wagen de tocht zou beginnen, kwamen enkele gereformeerde predikanten aangewandeld, onder wie Samuel van den Borre, predikant te Groot-Ammers.
Passchier de Fyne schrijft: „Die maacken daer de beest tegen den voerman, omdat ik op dien wagen zat, seggende, dat ik niet waerdig was om met haer te ryden, wilden op den wagen niet komen, of ik most er af, alhoewel dat ik eerst besteet was.”
De voerman excuseerde zich en Passchier de Fyne betoonde zich de minste te zijn. Hij schrijft verder: „Ondertusschen konde ik en andere de bitterheyt van die calvinisten mercken.”
Het boterde niet tussen de predikanten van Groot-Ammers en Jaarsveld in 1619. Dat was op 20 mei 1971 wel anders. Toen deed kand. P. Molenaar uit Lunteren intrede in Jaarsveld, nadat hij op de morgen van die schone lentedag tot de dienst was ingeleid door ds. W. L. Tukker te Groot-Ammers, bij wie de kersverse kandidaat zijn leervicariaat had gedaan.
Laat hij nu vijf jaar later ook de gemeente Jaarsveld verwisselen voor Groot-Ammers, als opvolger van ds. Tukker. Trouwens, in 1741 had Johannes Vrolijk Jaarsveld verlaten om de herdersstaf in Groot-Ammers op te nemen. „’t Kan verkeren”, zei Bredero.