Cultuur & boeken

Esthetische en ethische vorming

De afgelopen vijftien jaar zijn de traditionele universitaire studies als Franse taal- en letterkunde en Duitse taal- en letterkunde in de knel geraakt. Ze zijn anno 2009 geen schaduw meer van wat ze vroeger waren. De ruimte die ze hadden, is ingenomen door de Europese variant van de uit Engeland en de Verenigde Staten overgewaaide ”cultural studies”.

Dr. Hans Ester
11 November 2009 07:11Gewijzigd op 14 November 2020 09:07
Gevoel voor zuiverheid, voor niveau, voor waarachtige schoonheid en diepe betekenis komt niet uit de lucht vallen. Dat moet de kans krijgen zich te ontplooien. Daarvoor is het nodig een kwalitatief ijkpunt te bezitten. Foto ANP
Gevoel voor zuiverheid, voor niveau, voor waarachtige schoonheid en diepe betekenis komt niet uit de lucht vallen. Dat moet de kans krijgen zich te ontplooien. Daarvoor is het nodig een kwalitatief ijkpunt te bezitten. Foto ANP

De culturele studies floreren in Nederland dusdanig dat ze tot de grootste studierichtingen binnen letteren zijn gaan behoren. Ze hebben daarnaast ook hun uitstraling op andere studierichtingen, zoals de richting religiestudies, die een geduchte concurrent van theologie begint te worden.De eerste vraag die een buitenstaander naar aanleiding van culturele studies zal stellen is de vraag naar de begripsbepaling van ”cultuur”. Als het om ”cultuur” gaat, is toch een eerste vereiste dat je over dit begrip helder bent. Anders is de hele zaak op drijfzand gebouwd. Daarom is het handboek ”Culturele studies. Theorie in de praktijk”, dat kortgeleden verscheen, zo bijzonder welkom. De ondertitel doet wat vreemd aan, maar over de juiste volgorde van theorie en praktijk zullen de vier auteurs ongetwijfeld een boekje opendoen. Dat is de belofte van de titel.

Manier van leven

In het eerste hoofdstuk van de inleiding –”Gebruiksaanwijzing: theorie in de praktijk”– leggen de auteurs hun kaarten op tafel. Terecht beginnen zij met de vraag naar het ”object”. Wat verstaan zij onder cultuur? Daarover schrijven ze het volgende: „Cultuur als object, zo zal blijken, is niet te reduceren tot een enkel onderwerp dat vraagt om een bepaalde benadering. Cultuur mag dan wel het onderwerp van het onderzoek zijn, het is allesbehalve eenvormig. Zoals we in deze inleiding en in hoofdstuk 3 [”En nu verder: culturele studies voor de eenentwintigste eeuw?”, HE] zullen betogen, duidt cultuur in culturele studies niet alleen op een verzameling artefacten [door de mens gemaakte objecten, HE], maar ook op een manier van leven en een kennispraktijk in een bepaalde context. Cultuur is dus een dynamisch en zelfs conflictueus begrip dat steeds om afbakeningen vraagt, maar zich daar ook ten dele aan onttrekt.”

Het nadeel van dergelijke formuleringen, dergelijke vaagheden en slagen om de arm, is dat de goedgezinde lezer steeds sceptischer wordt. Die argwaan neemt nog toe wanneer in het vervolg van deze inleiding sprake is van culturele studies als „betrokken, zelfs geëngageerde vorm van cultuurstudie die een belangrijke plaats toekent aan de maatschappelijke rol van de onderzoek(st)er.”

Wat houdt een dergelijke betrokkenheid in? Gaat het om een algemene menslievendheid of om een op marxistische leest geschoeid mensbeeld? Of is de voorstelling van de maatschappij die veranderd moet worden afkomstig uit een geharnast feminisme? Is er ruimte voor een godsdienstig geïnspireerde visie op de menselijke samenleving?

Hoge en lage cultuur

”Culturele studies. Theorie in de praktijk” bevat acht zogeheten casestudies, voorbeelden van onderzoek die de samenhang van theorie en praktijk zichtbaar willen maken. Het merendeel van deze studies is gericht op de culturele verschijnselen die zich in de marge van de dominante cultuur bevinden: ”Homohuwelijk en queer theory”, ”Welcome into The Matrix”, ”De graphic novel: een nieuw literair genre?” en ”Google Books: de mythe van de integrale digitalisering”.

De keuze van onderwerpen sluit haarfijn aan bij het uitgangspunt van de culturele studies, namelijk dat de door de eeuwen heen gekoesterde ”hoge cultuur” niet de dienst mag uitmaken. Vormen van ”lage cultuur”, zoals de tv-optredens van Paul de Leeuw, gewelddadige computergames, dynamische reclameschermen tegen de gevels in de stadscentra, stripverhalen, de liedjes van Frans Bauer, zijn even waardevolle objecten van onderzoek als de tragedies van Vondel, de schilderijen van Monet en de composities van Wagner.

Voor het afwijzen van een al te rigide scheiding tussen ”hoog” en ”laag” valt wel wat te zeggen. Immers, wat wij nu als verheven cultuur beschouwen, de opera’s van Richard Wagner of de gedichten van P. A. de Genestet uit de negentiende eeuw bijvoorbeeld, maakte oorspronkelijk deel uit van een cultuur die we volgens huidige termen op het niveau van het damesblad Libelle moeten inschatten. Voorzichtigheid is hier zeker geboden.

Ontplooien

Dat neemt niet weg dat het gevoel voor zuiverheid, voor niveau, voor waarachtige schoonheid en diepe betekenis niet uit de lucht komt vallen. Een dergelijk gevoel moet de kans krijgen zich te ontplooien. Daarvoor is het nodig een kwalitatief ijkpunt te bezitten. Je moet dus een esthetische en ethische vorming hebben ondergaan om op het gebied van de kunst en van het denken het kaf van het koren te kunnen scheiden.

Hier ligt mijn grootste bezwaar tegen dit boek, dat zich nadrukkelijk als handboek presenteert. Hoe moeten studenten op zuivere manier over verschijnselen in onze Europese samenleving oordelen zonder dat ze een solide kennis van de cultuurgeschiedenis hebben en zonder dat ze zodanig geschoold zijn dat ze dingen van waarde kunnen onderkennen? En wanneer het op betrokkenheid aankomt: wat houdt die betrokkenheid in wanneer ze niet degelijk levensbeschouwelijk is verankerd?

Op grond van de acht studies is te zien dat de pretentie van culturele studies groot is. Die pretentie luidt: wij kunnen culturele verschijnselen in hun sociale verband zien en zijn door ons inzicht gerechtigd om daar een oordeel over te geven. Een duidelijk voorbeeld is de studie ”Op de grens: subjectiviteit tussen beeld en huid”, met als basis het verhaal ”Parker’s Back” van Flannery O’Connor.

Deze studie wil duidelijk maken hoe wij allen bepaald zijn door ideologie. Wij vereenzelvigen ons met beelden: „Met die beelden gaan wij ons onbewust identificeren, met als gevolg dat we geleidelijk aan onze kritische ratio verliezen en het gevaar lopen slaafse volgelingen te worden van de heersende ideologie. Enkel een kritische analyse kan ons hiervan enigszins bevrijden en de weg openen tot een betere maatschappij.” Wat mag die betere maatschappij dan wel zijn? Kan ik hieruit een pleidooi destilleren om vooral uit de Bijbel aan kinderen voor te lezen en de televisie op grote afstand te houden?

Discussie

Dit is een interessant boek dat uitnodigt tot een open debat. Een handboek is het echter niet. Het is de opmaat naar een discussie die broodnodig is in Nederland (en Vlaanderen). Nodig is nu dat alle betrokkenen in Nederland zowel als in Vlaanderen samenkomen om over de grondslagen van de culturele studies na te denken. Geen verdere casestudies, maar uitgangspunten met lange houdbaarheidsdatum!

N.a.v. ”Culturele studies. Theorie in de praktijk”, door J. Baetens, J. de Bloois, A. Masschelein en G. Verstraete; uitg. Vantilt, Nijmegen, 2009; ISBN 978 94 6004 028 3; 206 blz.; € 19,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer