„Kerk te stil in integratiedebat”
Het integratiedebat zou er baat bij kunnen hebben als religieuze groeperingen, zowel christelijke als islamitische, zich daarin krachtiger zouden mengen.
Godsdienstige groeperingen hebben tot nu toe maar een beperkte bijdrage geleverd aan het publieke debat rond integratie, stelt dr. S. J. Vellenga in het jongste nummer van het blad Kerk en Theologie (uitg. Boekencentrum). Het theologisch tijdschrift is ditmaal gewijd aan het thema ”De kerken en het integratiedebat”.In een tijd van globalisering kunnen „christelijke en moslim gelovigen” niet langer „als wezens uit een ander compartiment van de samenleving aan elkaar voorbij leven: zij zitten in dezelfde coupé”, schrijft prof. dr. L. J. van den Brom. „Heeft de kerk juist niet een taak in het integratiedebat als het om allochtone moslims gaat?”
Die taak heeft de kerk ook als het om allochtone christenen gaat, stelt de Groningse hoogleraar systematische theologie. „Binnen de christelijke traditie zelf vormt de afstand tussen migrantenkerken en gevestigde kerken een intern christelijk probleem dat een pijnlijke analogie lijkt te vormen van wat islamitische allochtonen van assimilatie vergende autochtonen ervaren.”
Dr. Vellenga, godsdienstsocioloog aan de Universiteit van Amsterdam, pleit er in zijn bijdrage ”Zachte stemmen in de marge” voor dat religieuze groeperingen zich krachtiger in het publieke debat rond integratie mengen. „Kerken en moskeeën zijn bij uitstek deskundig op dit gebied en zouden onjuiste beelden over de wijze waarop gelovigen geloven en zich opstellen bij tal van kwesties in de Nederlandse samenleving kunnen corrigeren en blinde vlekken in het debat zichtbaar maken.”
Het ideaal dat de scribenten in meerderheid voor ogen lijkt te staan, is een samenleving die zich laat typeren met het nieuwtestamentische begrip en vroegchristelijke ideaal ”koinonia” (gemeenschappelijkheid, mededeelzaam leven). Volgens prof. Van den Brom leidt dat ideaal voor kerk en theologie tot „interne wederkerige saamhorigheid” en het „antropologisch perspectief ervan brengt ook extern (al dan niet christelijke) gemeenschappen en mensen binnen het vizier.”
De hoogleraar plaatst in dit verband vraagtekens bij de open brief die meerdere prominenten uit de Protestantse Kerk recent publiceerden, waarin zij aangaven zich ernstig zorgen te maken over een „onbekommerde dialoog” met de islam. Prof. Van den Brom: „Levert zo’n brief een constructieve bijdrage aan het debat over integratie van autochtone moslims in de Nederlandse maatschappij? (…) De kerk verliest niet, maar toont juist haar identiteit in de dialoog met moslims.”