Het zit anders met de Oost-Westontspanning en het Georgiëconflict
De recente annulering van het Amerikaanse raketschild in Europa, de Ruslandtoespraak van NAVO-secretaris-generaal Rasmussen en het EU-rapport over het Russisch-Georgische conflict hadden één ding gemeen: veel media gaven er een vertekend of tekortschietend beeld van. Enkele kanttekeningen zijn nodig.
Medio september liet de Amerikaanse president Obama weten dat de plaatsing van een antiraketsysteem tegen Iraanse kernwapens in Polen en Tsjechië niet door ging. De media brachten dit veelal als een Amerikaanse knieval voor Medvedev in een poging zo de Russen mee te krijgen in hardere sancties tegen Iran.Nadere bestudering van Obama’s plan laat zien dat dit grondgebonden raketafweersysteem plaatsmaakt voor een mobiel schild op schepen en dat in een latere fase alsnog plaatsing van raketten te land plaatsvindt.
Wat voor een knieval is dit dan? Als men een dergelijk systeem als een bedreiging beschouwt –of dit terecht is, is een tweede– dan is dit nieuwe Amerikaanse plan voor raketverdediging voor het Kremlin zeker niet aantrekkelijker, ondanks alle euforie, ook van Russische zijde. In plaats van een statische opstelling, in Oost-Europa, komt er een mobiel systeem dat wereldwijd inzetbaar is. Dan zou Amerika met dit mobiele raketschild Rusland van alle kanten kunnen ‘bestoken’. Van een Amerikaanse concessie aan de Russen is dus geen sprake.
Toenadering
De dag na Obama’s aankondiging hield de nieuwe secretaris-generaal van de NAVO, Rasmussen, zijn eerste grote toespraak, die hij wijdde aan verbetering van de relaties met Rusland. Met kernthema’s als versterking van praktische samenwerking, een nieuw elan voor de NAVO-Rusland Raad en een gezamenlijke beschouwing van dreigingen wil Rasmussen de betrekkingen met Moskou bevorderen.
Zijn voorstellen zijn een sympathiek gebaar, maar net als het nieuwe raketverdedigingsplan nodigen ze ook uit tot tegenwerpingen. Zo spreekt Rasmussen over samenwerking op het gebied van terrorisme. Maar wat voor de ene partij terroristen zijn is dat niet noodzakelijkerwijs voor de andere. Zo nodigt Moskou met alle egards de Palestijnse organisatie Hamas uit, die in het Westen als een terreurorganisatie te boek staat. Het voorkomen van verdere verspreiding van massavernietigingswapens staat ook op de agenda, maar in het geval van Iran als risicofactor denken Moskou en Brussel daar duidelijk verschillend over. Het mooiste ‘sprookjes’-voorbeeld van Rasmussen is dat van het koppelen van de antiraketsystemen van Amerika, NAVO en Rusland. Ik zie het niet gebeuren dat wanneer Iran een kernraket afvuurt op Amerika de NAVO dan op de knop drukt van een Russische raket om die Iraanse neer te halen.
Voorts is Rasmussens uitnodiging aan Moskou om mee te praten over de inhoud van de nieuwe politieke strategie van de NAVO een open deur: op de website van het bondgenootschap wordt elke wereldburger hiertoe de gelegenheid geboden. Er is zeker wel sprake van toenadering maar de zaken moeten niet te mooi worden afgeschilderd.
Georgië
Eind september openden de media hun berichtgeving over het EU-rapport over het Russisch-Georgisch conflict met de stelling dat Georgië de aanstichter van het conflict was, met slechts in de marge verwijzingen naar de kritiek op Ruslands handelen.
Bestudering van het rapport laat toch een ander beeld zien. Inderdaad klaagt het rapport Georgië aan voor het beginnen van het conflict op grond van een Russische invasie waarvoor geen bewijslast is gevonden. De rapporteur oordeelt voorts dat de Georgische aanval op Zuid-Ossetië illegaal, ongegrond en disproportioneel was. Harde woorden dus.
Maar vervolgens vermeldt het rapport een waslijst aan schendingen van het internationale recht door Rusland, waaronder: jarenlange systematische annexatie van Georgische gebieden; illegale verspreiding van Russische paspoorten in de separatistische regio’s; steun van de Russische vredestroepen aan separatistische milities en het niet verhinderen van plunderingen, vernielingen en verkrachtingen; ongeoorloofd en disproportioneel militair geweld door geheel Georgië; genocide als valse grondslag voor militair geweld; voortgezette militaire operaties na de wapenstilstand; illegale erkenning van de onafhankelijkheid van Abchazië en Zuid-Ossetië; en het moedwillig opheffen respectievelijk weerhouden van waarnemersmissies aldaar van VN, OVSE en EU. Waar de media vooral Georgië als de schuldige afschilderden, geeft het rapport ook een uitgebreide en forse veroordeling van Rusland.
Internationale ontwikkelingen zoals de drie hierboven beschreven, zijn vaak gecompliceerd en kennen vele raakvlakken. Van de media mag een kritische blik worden verwacht op aangereikte gegevens. Evenzo laat de genoemde tekortschietende berichtgeving zien dat het publiek altijd kritisch moet zijn op het werk van de media.
De auteur is Ruslandkundige en als onderzoeker internationale veiligheid verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael.