Cultuur & boeken

Boerhaave, een overtuigd calvinist

Titel:

Dr. M. J. van Lieburg
19 February 2003 15:20Gewijzigd op 14 November 2020 00:08

”Herman Boerhaave (1668-1738). Calvinist chemist and physician”
Auteur: Rina Knoeff
Uitgeverij: Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, Amsterdam, 2002
ISBN 90 6984 342 0
Pagina’s: 237
Prijs: € 35,00. In 1957 publiceerde de Amsterdamse internist en medisch-ethicus G. A. Lindeboom in het tijdschrift Geloof en Wetenschap een beschouwing over ”Boerhaave als Christen”. In Lindebooms monumentale biografie van Boerhaave, die in 1968 verscheen, is het thema kort samengevat opgenomen, nauwelijks twee pagina’s lang, inclusief een lange voetnoot over Boerhaaves gewoonte om telkens bij het uitspreken van de naam van God zijn hoed af te nemen.

Het beeld van een diepgelovig man, een ”vere christianus” (ware christen, MvL), zoals de Zwitserse geleerde Albrecht von Haller hem noemde, was daarmee in de literatuur bekend, compleet met de noties van Boerhaaves nederigheid jegens de Allerhoogste (”Deus optimus maximus”) en allerlei bijzonderheden van zijn vroomheid, zoals Boerhaaves gewoonte iedere dag met een uur van gebed en meditatie te openen.

De studie waarmee de historica Rina Knoeff de uitgebreide literatuur over de bekendste medicus uit de Nederlandse geschiedenis heeft verrijkt, heeft het onderhavige thema van Boerhaaves religieuze overtuiging op geheel nieuwe leest geschoeid. Achter de façade van vroomheid en religieuze uitingen gaat zij op zoek naar de religieuze dimensie in het wetenschappelijke denken van Boerhaave en naar de religieuze motieven van zijn natuuronderzoek, maakt die onderdeel van het brede kader van de culturele en intellectuele geschiedenis van Boerhaaves tijd en weet vanuit dit gezichtspunt het brede spectrum van Boerhaaves wetenschappelijke activiteiten een verrassende samenhang te geven.

Wie minder vertrouwd is met de levensloop van Boerhaave en met diens veelzijdige oeuvre doet er weliswaar goed aan eerst de standaardbiografie van Lindeboom te lezen, maar vervolgens is de studie van Rina Knoeff een noodzakelijk vervolg. In een betoog van ruim 200 pagina’s wordt de lezer meegevoerd in de religieuze denkwereld van Boerhaave, die op overtuigende wijze nader wordt gedetermineerd als calvinistisch.

Gods schepping
De belangrijkste argumenten daarvoor zijn Boerhaaves visie op de natuur als Gods schepping, die tevens als voorname, zo niet voornaamste bron van godskennis fungeert; zijn overtuiging dat God zich niet op afstand maar tot in detail als Onderhouder bij de schepping betrokken is; de betekenis die Boerhaave toekent aan de verdorvenheid van het menselijk verstand en de feitelijke onmogelijkheid van het verduisterde verstand om door te dringen tot het wezenlijke van de natuur, en de onderworpenheid tegenover de Schepper die de mens noodzaakt tot nederigheid en schroom.

Natuuronderzoek kan dan ook niet leiden tot een algemene theorie van het natuurgebeuren, zoals de cartesianen en de andere mechanicistische scholen pretendeerden, maar kan hooguit resulteren in een naderbij komen van de complexiteit en variëteit van Gods werken in de natuur.

In die laatste notie ligt de verklaring waarom Boerhaave zo veel betekenis hechtte aan de chemie als het geëigende middel om de verborgen en latente krachten in de natuur op te sporen en zichtbaar te maken. Niet de verdorven ratio, maar experiment en observatie zoals uitgeoefend in het chemisch laboratorium waren de aangewezen middelen voor de natuuronderzoeker om het onbevattelijke, en daarmee de Onbevattelijke naderbij te komen.

Knoeff verdeelt haar betoog in vier grote hoofdstukken. In het eerste zoekt zij antwoord op de vraag of Boerhaave spinozist mag worden genoemd. Tijdgenoten meenden uit Boerhaaves positieve opmerkingen over Spinoza’s ideeën op te mogen maken dat hij tot het kamp der atheïsten gerekend moest worden; Knoeff daarentegen maakt helder dat het Boerhaave vooral te doen was om de vrijheid van denken die Spinoza verdedigde. Na deze introductie tot de wetenschappelijke positie van Boerhaave komt Knoeff in het tweede hoofdstuk tot zijn religieuze positie als calvinist.

Beide hoofdstukken vormen de onderbouw van de hoofdstukken 3 en 4: over Boerhaave als calvinistisch chemicus en over de relatie tussen deze „calvinistische chemie” en de geneeskunde, in casu over Boerhaave als calvinistisch medicus. De details van dit betoog laten zich moeilijk samenvatten in een recensie, maar wie niet schrikt van soms stevige wetenschapshistorische kost moet vooral het boek zelf ter hand nemen om in de fascinerende wereld van het chemische, deels alchemistische, denken van Boerhaave en zijn tijdgenoten te worden rondgeleid.

Zeker wanneer men vertrouwd is met de moderne studies over geleerden als Isaäc Newton en Robert Boyle, die door recente biografen is een geheel nieuw perspectief zijn geplaatst als religieuze zoekers in plaats van de overtuigde natuurwetenschappers die de onmisbare schakels naar de moderne natuurwetenschappen zouden vormen, bieden deze hoofdstukken verrassend nieuwe inzichten in het leven en het werk van Herman Boerhaave.

Dynamiek
Hoewel minder overtuigend dan bij de hiervoor genoemde onderwerpen, probeert de auteur in haar studie ook de dynamiek in het denken van Boerhaave zichtbaar te maken. Tussen de uitersten van de spinozistisch geïmpregneerde, voor het predikambt bestemde student Boerhaave en de wereldwijd gerespecteerde coryfee van de Leidse universiteit en de Nederlandse geneeskunde, volgt de lezer de worsteling van een gelovig mens met de wondere geheimen van de natuur en volgt de lezer zijn rol in de aanwending van die verworven inzichten ter genezing van zieke medemensen.

In het slothoofdstuk, dat ”Conclusion” heet, vindt de lezer geen samenvattend betoog waarin de hoogtepunten van het boek op rij worden gepresenteerd, maar is het vooral de beschouwing over Boerhaaves levensdevies die de aandacht trekt.

Anders dan de Boerhaave-biografen die ik ken, betrekt Knoeff het devies ”Simplex veri sigillum” (Eenvoud is het kenmerk van het ware) op de theologische overtuiging van Boerhaave, in het bijzonder op zijn godsbegrip. Het lijkt me een fraaie illustratie van de leerrijke inhoud van het voorliggende boek.

Overigens biedt de studie van Knoeff tal van aanknopingspunten voor vervolgonderzoek. Dat geldt in het bijzonder voor de manuscripten van Boerhaave die bewaard worden in de bibliotheek van de Academie voor Militaire Geneeskunde in Sint-Petersburg, waar de auteur vergeefse pogingen deed om deze belangrijke bronnen voor haar onderzoek te benutten. Maar ook voor minder reislustigen en -gelet op de Russische weerstanden- minder vechtlustigen, opent de verruimde blik op het religieuze leven van Boerhaave uitzicht op verdieping en detaillering van het geboden relaas. Na de lectuur van deze Boerhaave-studie lijkt me een nauwkeuriger onderzoek van Boerhaaves kerkelijke positie geboden, en zal bijvoorbeeld de ontvangst van zijn werken bij tijdgenoten opnieuw onder de loep genomen moeten worden. Ook na het boek van Rina Knoeff is het laatste woord over Boerhaave nog lang niet gesproken. Sterker, het Boerhaave-debat is er een nieuwe fase mee ingegaan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer