Geen sluitende antwoorden
Voor mr. J. P. H. Donner biedt de Institutie van Calvijn een voorbeeld van hoe verstand en rede verankerd moeten zijn in een inspiratiebron buiten onszelf, zo zei hij zaterdag bij de nationale Reformatieherdenking in Dordrecht. Een samenvatting.
Het is goed dat de Institutie opnieuw vertaald is. De inhoud van het boek is al geen lichte kost, en dan bepaalt het taalgebruik al gauw of men het ter hand neemt of niet.Maar waarom dit boek nog lezen? In de eerste plaats uiteraard vanwege wát Calvijn zegt: de onderwijzing in de christelijke godsdienst. Ook na vier en een halve eeuw blijft de uiteenzetting aanspreken door helderheid, systematiek en kracht van het betoog. Er zijn boeken die door de eeuwen zeggenskracht houden; zo ook de Institutie.
Ik verwacht niet dat deze vertaling een massaal lezerspubliek zal trekken en tot een terugkeer naar het geloof der vaderen zal leiden – hoezeer wij dat misschien ook zouden wensen. Daarvoor zijn we al te veel doorgeschoten in een seculiere tijd. En vergis u niet, juist de Hervorming met haar onttovering van de wereld, haar nadruk op geloof, verantwoordelijkheid en geloofsethiek, haar toegankelijke en begrijpelijke uiteenzetting van het geloof, heeft onbedoeld die seculiere wereld ingeluid.
Daarin is de tweede reden gelegen om het boek te lezen; om hóé Calvijn het zegt: de bewijs-voering, het redelijk betoog en de systematische analyse. Het zijn evenzoveel voorboden van een nieuwe tijd die uitmondt in verlichting en moderne tijd, waarin rede, verstand en zintuigelijk bewijs steeds meer allesbepalend zijn geworden voor waarheid en handelen.
Zondag 1
Calvijn is niet minder rationeel, niet minder systematisch, niet minder analytisch dan Descartes en latere verlichtingsfilosofen. Er is echter een wereld van verschil tussen ”Ik denk daarom ben ik” en Zondag 1 van de Catechismus: „Wat is uw enige troost, beide in leven en in sterven? Dat ik met lichaam en ziel mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben. Die mijn zonden heeft betaald, mij heeft verlost en mij bewaart.”
Bij Calvijn staat de rede in dienst van een waarheid en overtuiging; die zijn zelf echter geen voorwerp van redelijke kritiek. Met Descartes en zeker bij Spinoza wordt de rede zelf de overtuiging en het enig instrument van waarheid. Uiteindelijk is er dan nog slechts waarheid als die redelijk in twijfel getrokken kan worden en bewezen.
Wij zijn de erfgenamen van die ontwikkeling. In dat proces is het heersend mensbeeld ontstaan van de mens als vrij en autonoom individu, die met zijn verstand de wereld kan begrijpen – en veranderen. Dat mensbeeld heeft ten goede en ten kwade de ontwikkelingen in de afgelopen eeuwen bepaald. Het heeft vooruitgang gebracht; welvaart voor velen, ongekende mogelijkheden.
Maar het ligt ook ten grondslag aan de vraagstukken waarmee we nu geconfronteerd worden. Want wat groei en vooruitgang is, blijkt ook toenemende aantasting van onze persoonlijke, maatschappelijke en natuurlijke omgeving, en daarmee van onze toekomst. Dat voedt het verlies aan vertrouwen. In de afgelopen eeuw hebben we het geloof in vooruitgang ingeruild voor angst voor neergang. Mensen dreigen het vertrouwen te verliezen in de instituties waar de samenleving op berust; niet alleen overheid en politiek, maar ook de markt en een open samenleving. Bij alle vertrouwen in elkaar zijn we niet zo zeker of we er met elkaar uitkomen.
Het vertrouwen in het vermogen om met ons verstand alles te verklaren wat waar en werkelijk is, het geloof in vooruitgang, die zijn gesneuveld in een eeuw van wereldoorlogen en in postmodern relativisme. Uit verlegenheid kunnen we niet meer kiezen tussen wat waar is en goed, want alles is relatief. Maar als waarde en ethiek geen verankering hebben buiten de menselijke maat, worden vragen van goed en kwaad een kwestie van rede, wet en nut.
Zoutend zout
Denk niet dat het lezen van de Institutie een sluitend antwoord biedt op al deze vragen. Voor wie zijn uitgangspunten deelt, biedt Calvijn nog steeds oriëntatie en inzicht. Maar ook voor wie die niet deelt, biedt het werk een voorbeeld van hoe verstand en rede verankerd moeten zijn in een inspiratiebron buiten onszelf; ook als dat een andere is dan het christelijk geloof.
De vragen van nu vergen keuzen. Vraag daarbij is niet: Hoe terug? We kunnen niet teruggrijpen op oude normen, want het normbesef van het verleden laat zich niet hernemen of herstellen. Vraag is: Hoe verder? Het Koninkrijk ligt voor ons, niet achter ons in een vermeend ”gouden verleden” toen alles goed ging. Vraag is derhalve: Hoe kunnen we in deze tijd vorm geven aan de waarden die in die oude normen tot uitdrukking kwamen, en hoe kunnen we op vreedzame wijze de botsing van fundamentele waarden in onze samenleving oplossen?
Kerk en staat kunnen maar beter gescheiden worden. Geloof en politiek vermengen is echter meer dan ooit nodig; gelovigen die vanuit een eigen beeld van mens en maatschappij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid waar maken. Niet met de pretentie dat iets anders onchristelijk is – dat kan de Heer der kerk alleen maar beschamen; het blijft mensenwerk. Maar om zoutend zout te zijn.
Wie denkt: een nieuwe vertaling van de Institutie, een nieuwe nationale synode in Dordt, we zijn weer terug, die heeft het mis. De betekenis van het Calvijnjaar is niet gelegen in het dankbaar terugblikken en het terugbrengen van de tijden van weleer. Dan blijven we in het verleden steken en verliezen we betekenis voor het heden. Nee, de waarde van het Calvijnjaar is dat het helpt om weer moed te vatten om verder te gaan.
De auteur is minister van Sociale Zaken.