Verhalen om de weg te wijzen
„Kun je je voorstellen dat je op een dag geen christelijke schrijver meer bent, maar een schrijver?” Die gewetensvraag stelde Abdelkader Benali zaterdag in Amersfoort aan Els Florijn. Beide auteurs spraken tijdens het symposium ”De kracht van het verhaal” openhartig over hun persoonlijke drijfveren.
Abdelkader Benali en Els Florijn vertegenwoordigen twee verschillende werelden. Benali komt uit een Marokkaans-islamitisch gezin met ouders die praktisch niet konden lezen en schrijven, Florijn uit een Nederlands reformatorisch milieu waar lezen belangrijk was. Benali groeide weg van zijn religieuze achtergrond, Florijn niet. Benali gelooft heilig in ”het mysterie” en ”de zoektocht”, Florijn plaatst daar onbevangen ”de waarheid” en ”de hoop” tegenover.Toch zijn er ook overeenkomsten. Allebei publiceerden ze hun eerste roman toen ze twintig waren. En allebei voelen ze zich vaak een eenling. Florijn: „Binnen de reformatorische cultuur ben ik een vreemde eend in de bijt.” Benali: „Ik ben altijd alleen, vroeger tussen mijn familie, en nu nog steeds, overal waar ik kom. Maar dat is goed voor het schrijverschap.”
Toen hij twaalf was, bestudeerde Benali samen met een vriendje wiens familie tot de Jehova’s Getuigen behoorde, voor het eerst de Bijbel. „We deden een vergelijkend warenonderzoek: welk boek is beter, de Bijbel of de Koran? Maar we kwamen er natuurlijk niet uit. Dat zijn vragen waar je nooit uit komt, zeker niet als je gelovig bent.”
Tegenwoordig voelt Benali zich nog maar weinig bepaald door zijn religieuze achtergrond. „Maar ik ben wél spiritueel, ik heb diep respect voor heilige boeken. Ik wil de verhalen niet wegduwen met rationaliteit –door te zeggen dat ze niet kloppen–, ik wil ze juist groter laten worden. De momenten waarop biografie overgaat in mythe, daar gaat het om. Dat is veel belangrijker dan de vraag of je wel of niet de draad met het goddelijke kunt vasthouden. De mens rommelt maar wat aan en heeft verhalen nodig om de weg te vinden. Verhalen geven ons het gevoel dat we ertoe doen.”
Het contrasteert nogal met de spreuk die achter Benali’s hoofd aan de muur hangt, een citaat van Guido de Brès: „Wij zijn allen leerlingen van Jezus Christus”. Zo persoonlijk wordt het niet tijdens dit symposium van Christelijk Literair Overleg, Nederlands Bijbelgenootschap en Liter. „Ik geloof in de macht en de kracht van het verhaal”, zingt cabaretier Tim van Wijngaarden tijdens het ochtendprogramma.
Wat niet wegneemt dat Els Florijn tijdens haar lezing op authentieke manier blijk geeft van haar orthodox-reformatorische levensovertuiging en haar zoektocht naar christelijk schrijverschap. Ze vertelt hoe veel mensen verbijsterd waren over haar eerste boek, omdat het zo nihilistisch was, omdat er zo weinig hoop in zat. „Ze vroegen zich af hoe dit boek van een christelijke schrijfster kon zijn.”
Daarmee begon een lange zoektocht. „Ik vroeg me af: Hoe moet ik hoop in een boek stoppen, en humor? Ik heb de neiging om alles heel zwaar en zwart te maken, het is wel een leerpunt voor mij om naar meer licht en luchtigheid te streven. Maar ik wil niet belerend zijn of een onwaarschijnlijk verhaal vertellen.”
Na haar tweede boek wilde ze stoppen met schrijven. „Ik had het gevoel dat ik het niet kon. Al die inspanning, al die kritiek… Het zwijgen van mensen, dat is het moeilijkst. Je weet dat ze je boek gelezen hebben, maar ze zeggen er niets van.” Toch is Florijn inmiddels bezig aan een derde roman, die hopelijk volgend jaar verschijnt: ”Het meisje dat verdween”. „Over een Joods meisje, drie jaar oud, dat helemaal alleen op de trein gezet wordt en in Auschwitz om het leven is gekomen.”
Florijns verhaal leidt tot een vraag van Benali: „Kun je je voorstellen dat je op een dag geen christelijke schrijver meer bent, maar een schrijver?” Florijn: „Dat is wel een worsteling voor mij. Ik ervaar christendom en schrijverschap als een paradox. Ik wil schrijven over wat in me zit, ook het nihilistische en het vileine. Die drive is heel groot. Maar tegelijkertijd móét ik daar iets tegenover zetten, dat ben ik verplicht aan wat ik geloof. Als ik een boek zou schrijven waarin geen enkele hoop zichtbaar zou zijn, doe ik geen recht aan wat waarheid is. Dan is mijn boek niet compleet.”