31 oktober
Hervormingsdag in het Calvijnjaar. Dat geeft een speciaal gevoel. Al een halfjaar lang kijken we hier in Dordrecht aan tegen affiches die ons de vraag stellen: „Wie zouden we zijn zonder Calvijn?”
Het antwoord heeft er tot nu toe niet bij gestaan. Het zal er ook wel niet meer van komen. Want vandaag, Hervormingsdag, wordt het Calvijnjaar afgesloten. Waar? Waar anders dan opnieuw in Dordrecht? Oudste stad van Holland. Gereformeerdste plek van Nederland. Althans, gemeten vanuit de historie.Van de Calvijntentoonstelling in de Grote Kerk van Dordrecht hoorde heel Nederland. Me dunkt, er is geen RD-lezer die –als het maar even kon– zich niet op enig moment naar Dordt heeft gespoed om die expositie met eigen oren en ogen te ondergaan; en er geen spijt van kreeg.
Wel, toen was er deze week een man, inwoner van datzelfde Dordt, die er niet genoeg van krijgen kon. Met verdriet constateerde hij dat de tentoonstelling haar dagen telde. Nog even en het zou afgelopen zijn. Maar dan moest hij het nog één keer zien. Niet zozeer voor zichzelf. Maar voor de leerlingen op zijn school in Kesteren aan wie hij de godsdienstlessen pleegt te geven.
Met de filmcamera in de hand en een hoofd vol plannen ging hij woensdag met gezwinde spoed het historische Godshuis binnen. Totdat hij in zijn loop gestuit werd.
Laat nu precies híj de honderdduizendste bezoeker van de expositie zijn. Ik ben vergeten te vragen of het met dat filmen nog wat geworden is. In ieder geval werd hij in het zonnetje gezet door een groep heren die hem met geschenken overlaadden.
Doorgeven
Jaap de Heer, in z’n gewone werktijd leraar in de Betuwe, in al z’n andere tijd ouderling en scriba van de christelijke gereformeerde kerk in Dordrecht-Centrum. Hij is mijn vriend en broeder nu. In vervlogen tijden was hij mijn jaargenoot in onze gezamenlijke Apeldoornse periode.
Kijk, daar zie ik nu iets moois in. Een man die weet dat gedenken één is, maar doorgeven nog iets anders. En die zich voor dat laatste beijvert. Het lijkt me een fraaie toepassing op wat we het Calvijnjaar zijn gaan noemen. Ik ben blij dat ik het verwoorden mag. Op deze 31e oktober.
Is het alles niet in de geest van Calvijn? En van heel de gezegende Reformatie van de 16e eeuw? Het Woord van God verscheen in nieuwe glans. De boodschap van genade, die zo veel eeuwen verdonkerd was, ging weer klinken. Vanaf de kansels en de katheders. Er werd weer gepreekt! En vooral kwam er aandacht voor het onderwijs van de ”nije leere” –die echter zo nieuw niet was– aan de jeugd van de gemeente. Calvijn was nog maar een enkel jaar in Genève neergestreken, of hij schreef al zijn ”Instruction et Confession de Foy”, bedoeld voor het onderricht aan jonge mensen.
En nog enkele jaren later kwam zijn catechismus uit, in vragen en antwoorden. Calvijn en de andere reformatoren hadden oog voor de noodzaak om kennis aan te kweken en de leer van de Schrift aan het hart te leggen. In eerste instantie bij de jongeren.
Ik wil maar zeggen: we kunnen gedenken en jubileren wat we willen. Maar op zichzelf beschouwd zet dat niet veel vrucht. Het is te vrijblijvend. Het gaat om wat anders. Om het met Calvijn zelf te zeggen: „God heeft gewild dat deze dingen van eeuw tot eeuw zouden bekendgemaakt worden, opdat zij door elk geslacht of huisgezin, van hand tot hand overgegeven zijnde, aldus ook tot het laatste nageslacht komen zouden. Het doel hiervan is om de loffelijkheden des Heeren te vertellen en Zijn macht in de wonderen die Hij heeft gewerkt” (zie zijn commentaar bij Psalm 78:4).
De vraag is of we dat ook doen. Allereerst of we door genade zelf gebracht zijn tot de kennis van die loffelijkheden. En vervolgens of we er dan ook onze mond niet over kunnen houden. Met name in de richting van het jongere geslacht. Want ook zij moeten het weten. Wat? Dat God goddelozen rechtvaardigt, om Christus’ wil! Het credo van Calvijn en de zijnen.
Deze week kwam ik thuis van een avond met de ouders van mijn catechisanten. Een jaarlijks gebeuren. We ontmoetten elkaar dit keer rond de uitslag van een enquête onder de jongeren. Een onderzoek naar hun opvattingen en levenspraktijk.
De uitkomsten waren hier en daar best confronterend. We deelden de nood en zorg om onze jeugd, naast hoopgevende dingen. Maar hoe het ook was, we beseften: hier staan we op de fronten. Er wordt slag geleverd om onze jongeren.
Vaders
Vanuit de kerk der eeuwen is ons veel kostbaars overgeleverd. Laten we het koesteren en overdragen. Opdat het ook voor onze kinderen tot een Bron des levens zal zijn.
Calvijn nog eens: „…dat de vaders ijverig aandacht zouden geven aan en zich zouden toeleggen op de taak van het onderwijzen. Want tenzij deze hemelse leer ingeprent wordt, zal ze zich nauwelijks stevig in de harten vasthechten” (bij Deuteronomium 6: 6).
En dat is het toch wat we zo graag willen.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.