Wat doen we met atv-dagen na ontslag?
Bij ontslag kan heeft de werknemer recht op uitbetaling van de nog openstaande vakantiedagen. Elke vakantiedag die hij heeft gespaard, kan worden verzilverd.
Een werknemer met een stuwmeer aan vakantiedagen heeft bij het ontslag nog een appeltje voor de dorst. Een voorraad van bijvoorbeeld veertig vakantiedagen levert toch nog twee maandsalarissen op. Maar hoe zit het nu met atv-dagen?Er zijn heel wat werknemers –bijvoorbeeld in het onderwijs– die behalve de vakantiedagen ook nog zogenoemde atv-dagen hebben, ook wel aangeduid als adv-dagen of roostervrije dagen. Soms gaat het wel om zo’n twaalf atv-dagen per jaar. Deze dagen zijn in de jaren tachtig in regelingen (meestal cao’s) terechtgekomen om de werkloosheid terug te dringen.
Stel nu dat de werknemer die22 vakantiedagen en 12 atv-dagen per jaar opbouwt bij ont-slag nog een voorraad van der-tig vakantiedagen en twintig atv-dagen heeft openstaan. Kan de werknemer dan claimen datniet alleen die dertig vakantiedagen moeten worden uitbetaald, maar ook de twintig atv-dagen? Niet zonder meer, zo heeft de Hoge Raad in een arrest van 2 oktober geoordeeld.
Andere oorsprong
De Hoge Raad geeft aan dat voor het antwoord op de vraag of sprake is van een recht op uitkering van niet opgenomen atv-dagen eerst naar de regeling zelf moet worden gekeken. Kan uit de tekst worden afgeleid dat niet opgenomen atv-dagen moeten worden uitbetaald, dan heeft de werknemer inderdaad een aanspraak op verzilvering. Als dat niet het geval is –en heel vaak zwijgen atv-regelingen hierover– heeft de werknemer pech. De Hoge Raad vindt namelijk dat er een belangrijk verschil bestaat tussen vakantiedagen en atv-dagen.
Vakantiedagen zijn bedoeld om na een periode van werkbelasting uit te rusten. Atv-dagen daarentegen hebben een andere oorsprong. De strekking van een atv-regeling is in het algemeen om het verlies van arbeidsplaatsen tegen te gaan en nieuwe arbeidsplaatsen te creëren. Gezien deze strekking heeft een werknemer die zijn atv-dagen niet netjes opmaakt geen recht op uitbetaling van de nog openstaande dagen. Zou men immers wel tot uitbetaling overgaan, dan kan het doel van de atv-regeling in gevaar komen. De werknemer spaart de dagen lekker op en laat ze aan het eind van het dienstverband uitkeren. Op deze wijze is er geen extra werkgelegenheid gecreëerd.
Ander jasje
Kijken we naar de portemonnee van de werkgever, dan brengt de uitspraak van de Hoge Raad voor hem mee dat het voor hem voordelig is wanneer de werknemer met een opbouw van twintig vakantiedagen en twaalf atv-dagen per jaar eerst de vakantiedagen opmaakt en pas daarna de atv-dagen aanspreekt. Een restant aan vakantiedagen moet immers bij einde dienstverband worden uitbetaald, terwijl dat bij atv-dagen, als de atv-regeling daarover zwijgt, niet het geval is. Om deze reden kan het voor de werkgever ook interessant zijn eenzijdig door hem toe te kennen extra vakantiedagen, dus boven op hetgeen de werknemer op grond van wet of cao toekomt, voortaan te verpakken in het jasje van een atv-regeling.
Als hij in de regeling maar duidelijk aangeeft dat doel en strekking van de regeling is gelegen in het creëren van werkgelegenheid, omzeilt hij de toepassing van de wet op grond waarvan opgespaarde vakantiedagen bij ontslag moeten worden uitbetaald. Uiteraard kan de rechter wel kritisch kijken naar de validiteit van opgegeven doel en strekking. Als slechts sprake is van een dekmantel –het gaat gewoon om extra vakantiedagen– zullen de atv-dagen toch kunnen worden aangemerkt als vakantiedagen. What’s in a name?
De auteur is hoogleraar arbeidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Reageren aan scribent? socialezaken@refdag.nl.