Kleine winst van EU is grote prestatie
De Iraakse president Saddam Hussein zou zich volgens velen de afgelopen week op de knieën geslagen hebben van het lachen. Bij de NAVO lagen negentien landen een week lang met elkaar overhoop. En binnen de Europese Unie leek zich al net zo’n crisis te openbaren. En dat allemaal om zijn schrikbewind.
Als Saddam al werkelijk heeft gelachen, dan is daar nu nog minder reden voor dan verleden week. De NAVO heeft voor het oog de gelederen gedicht en de Europese Unie kreeg maandag tijdens een ingelaste top Frankrijk en Duitsland achter een gezamenlijke verklaring.
Zeker, de verdeeldheid binnen de internationale wereld kwam Hussein natuurlijk niet verkeerd uit. Maar hij had ook kunnen weten dat de Amerikanen de steun van bondgenoten niet als voorwaarde voor militair ingrijpen beschouwen.
Bij de presentatie van het tussenrapport van wapeninspecteur Blix afgelopen vrijdag in de VN-Veiligheidsraad heeft de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Powell, duidelijk laten weten dat hij vindt dat de medewerking van Irak totaal onvoldoende is in het licht van de „onvoorwaardelijke en volledige medewerking” die resolutie 1441 eist.
Het was volgens Powell geen kwestie van een glas dat ’halfvol’ of ’halfleeg’ is. In zijn visie zit er hoogstens een verwaarloosbaar aantal druppels in het glas. Het signaal daarvan was duidelijk: de druk op Saddam moet worden opgevoerd zodat hij toegeeft, of er is een aanval nodig.
De suggestie dat de Iraakse president zich in zijn paleizen krom lacht, bedoelt te zeggen dat de internationale verdeeldheid rond Irak niet in Husseins nadeel was. Zolang de politici met elkaar bezig zijn, komt de oorlog niet dichterbij.
De ontwapeningsresolutie 1441 die in november werd aangenomen, heeft steeds al de kiem voor zo’n conflict in zich gedragen. Omdat de resolutie geen einddatum stelt, heeft ze iets vrijblijvends. In beginsel kunnen de wapeninspecties eindeloos worden doorgezet. De Amerikanen zouden vorig jaar misschien wel een datum hebben gewild, maar een verklaring met een open einde was toen het maximaal haalbare.
De EU-leiders kozen er maandag ook niet voor een ultimatum aan Irak te stellen. Dit hebben ze wijselijk overgelaten aan de VN-Veiligheidsraad. Dat Europa het eens werd over een „laatste kans” was al heel wat, gezien het reële pessimisme waarmee men maandagochtend begon.
De belangrijkste vooruitgang die de EU gisteren boekte, is dat er nu onomwonden van een „militaire” dreiging mag worden gesproken. Dat lijkt een vanzelfsprekende onbenulligheid, ook al omdat er al langer over „geweld” werd gesproken. Maar tot gisteren was het gewoon niet voor alle lidstaten acceptabel om over „militair” geweld te spreken. Gezien de posities eind vorige week, was deze kleine winst een grote prestatie.
Met een openlijke militaire dreiging zijn alle ogen weer gericht op de Golf en is de druk op Irak weer opgevoerd. Vorige week waren de kijvende regeringsleiders meer met elkaar bezig dan met de ontwapening van Irak. Nu staan de neuzen weer dezelfde richting op.
Een tweede winstpunt van de EU-top van maandag is dat de internationale organisaties hebben getoond toch tot een gezamenlijke verklaring te kunnen komen als het gaat over Irak, dat volgens de VN-resolutie een internationale dreiging is. De schade die vorige week ontstond toen de NAVO een week lang in een besluitvormingscrisis verkeerde en de EU openlijk verdeeld was, is hiermee niet hersteld. Maar toch is wel voorkomen dat de internationale samenwerking helemaal faalt.