Teksten van Amos, herder en profeet
Opnieuw verscheen er een Bijbelverklaring van Gert A. van de Weerd over een van de profeten. Na Zacharia, Micha, Daniël, Ezechiël en Hosea verscheen nu een verklaring van de profeet Amos, weer een kloeke uitgave. Men kan bewondering hebben voor de werkkracht en de volharding waarmee Van de Weerd, die toch geen theoloog van professie is, zich op deze taak stort.
Zoals we dat inmiddels van de schrijver, die ook de uitgever van zijn boeken is, gewend zijn: ook dit boek is in een prachtige luxe-uitgave verschenen. In dat opzicht zijn deze verklaringen een sieraad voor de boekenkast. De omslag is voorzien van een mooi portret van de profeet en de goed leesbare tekst is op glanzend papier gedrukt. Het is alsof de schrijver-uitgever wil zeggen: voor een commentaar op het Woord van God is slechts het beste goed genoeg.Wanneer we vervolgens de inhoud van het boek bekijken, valt op dat de schrijver met eerbied en nauwkeurigheid naar de tekst luistert. Hij maakt zich er niet van af wanneer woorden of zinnen moeilijk zijn. Integendeel, dat verwijt hij juist veel moderne exegeten. Zij passen in zijn ogen vaak veel te gemakkelijk een tekst aan wanneer ze moeite hebben om die tekst te verstaan.
Van de Weerd leest wat er staat, kijkt hoe anderen vertaald hebben en kiest voorzichtig zijn weg naar de vertaling die het meest overeenkomt met de grondtekst. In dat opzicht kan deze commentaar zijn diensten bewijzen, ook aan hen die zelf het Hebreeuws niet kunnen lezen.
Toch heb ik tegen het werk van Van de Weerd een aantal bezwaren, waarvan sommige zo zwaar wegen dat ik zijn boeken onmogelijk kan aanbevelen. Een paar dingen wil ik noemen.
Op bladzijde 72 van deze uitgave is sprake van de scheuring van het rijk Israël in tien en twee stammen. Daar lezen we dat Juda zich van Israël afscheidde tegen Gods wil. Maar in 1 Koningen 12:19 staat dat de Israëlieten –de tien stammen– van het huis van David afvielen. Dat is iets anders.
Bij de bespreking van Amos 9:11 en 12, de profetie van de vervallen hut van David die weer opgebouwd zal worden, komt voor zover ik gezien heb de tekst uit Handelingen 15:16, waar sprake is van de vervulling van deze profetie, zelfs niet ter sprake.
Wel is het waar, zoals de auteur schrijft, dat Amos het woord ”bekering” niet vaak gebruikt. Maar elke oordeelsboodschap van de Heere –en die vinden we volop in het boek Amos– houdt een oproep tot bekering in. Zo laat de hele Schrift ons voortdurend zien.
Mijn grootste bezwaar richt zich echter tegen wat hier genoemd wordt ”de theologie van de logica”. Van de Weerd schrijft dat alle profetie naar een en dezelfde eindhalte toewerkt. Om dat zichtbaar te maken heeft hij in zijn boeken een „herkenbaar raamwerk” over die profetie heengelegd.
Daarbij maakt hij onderscheid tussen de profetie die door God gedicteerd is en dus absoluut gezag heeft en de boeken die behoren tot de ”Geschriften” in het Oude Testament, die volgens hem in heiligheid vele treden onder de Thora en de profeten staan. De Evangeliën in het Nieuwe Testament vergelijkt hij met een boeiende preek, waarbij wel sprake is van inspiratie door de Heilige Geest, maar niet van onfeilbare woorden van God.
Alle goede bedoelingen van de schrijver ten spijt, maar zo wijkt hij heel ver af van de gereformeerde Schriftbeschouwing, van de confessie in artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en van wat het Woord zelf zegt.
N.a.v. ”De profeet Amos”, door Gert A. van de Weerd; uitg. PMI Boeken, Veenendaal, 2009; ISBN 978 90 8114 107 9; 422 blz.; € 39,50.