„Korpschef hoeft geen jaknikker te zijn”
In hoeverre moet een korpschef zich in het openbaar mengen in discussies over lokale veiligheidskwesties? Die vraag rijst nu de Amsterdamse politiebaas B. Welten vindt dat hij te veel wordt gemuilkorfd. Politiewetenschapper dr. Lex Cachet: „Een politiebaas zou geen monddood gemaakte jaknikker moeten zijn.”
Het zit hem duidelijk niet lekker. In NRC Handelsblad beklaagde de Amsterdamse korpschef Welten zich er zaterdag over dat hij niet onbekommerd zijn mening kan geven over allerlei maatschappelijke (veiligheids)kwesties.Hij richt zijn pijlen onder meer op de Amsterdamse burgemeester Cohen, met wie hij „ingewikkelde momenten” had, waarbij „spanning” optrad. De korpschef vindt dat onder de huidige bestuurders een „te grote mate van voorzichtigheid” bestaat.
Politiewetenschapper dr. Lex Cachet, bestuurskundige aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, nam met verbazing kennis van de hartenkreet van Welten. „Ik vind het toch wel vreemd dat zo’n discussie in de media wordt gevoerd. Ik heb ook wel een zekere bezorgdheid. Ik vind het heel zorgelijk dat de korpsbeheerder, dus burgemeester Cohen, en korpschef Welten, met elkaar in botsing komen. In plaats daarvan zouden ze samen met de hoofdofficier van justitie in de lokale driehoek naar veiligheid in hun regio moeten streven.”
Wat vindt u van de analyse van Welten dat korpschefs te veel in hun uitingsvrijheid worden beknot?
„Er bestaat onder bestuurders, met de ministers van Binnenlandse Zaken zoals voorheen Remkes en nu Ter Horst voorop, de neiging om korpschefs minder aan het woord te laten. Voorheen namen politiebazen als Nordholt uit Amsterdam, Wiarda uit Utrecht en Hessing uit Rotterdam buitengewoon nadrukkelijk deel aan het maatschappelijk debat. Denk bijvoorbeeld aan de discussie tussen korpschefs over het toestaan van bepaalde opsporingsmethoden. Destijds was de inmenging van de politiebazen misschien te groot. Nu zijn we naar de andere kant doorgeslagen. Het lijkt wel alsof bestuurders tegen de korpschefs zeggen: „Wij doen het woord wel, beperken jullie je tot jullie werk.””
Wat is het gevaar van een cultuur waarin korpschefs worden geacht in het openbaar hun mond te houden?
„Het is buitengewoon belangrijk dat de politie in het openbaar laat horen hoe bepaalde zaken opgelost zouden kunnen worden. Denk aan een discussie over de stijgende geweldscriminaliteit of aan het inschakelen van burgers bij opsporingsactiviteiten. Als korpschef Welten in de media zegt dat de rapcultuur van invloed is op het gedrag van groepen jongeren in Amsterdam, dan vind ik dat een belangrijk signaal. De politie wordt vaak als eerste geconfronteerd met een bepaald probleem in de maatschappij.”
Kunt u zich voorstellen dat iemand als burgemeester Cohen redeneert: Laat mij het beleid uitdragen, de korpschef moet mij niet in de wielen rijden.
„Ik kan me daar iets bij voorstellen. Een capabele, maar ook eigenzinnige korpschef als Welten kan het bestuurders knap lastig maken. Maar dat hoort bij het democratische spel. Niemand is gebaat bij een monddood gemaakte ambtenaar van bijvoorbeeld de politie die alleen maar ja knikt. Een korpschef moet zich in het openbaar, maar vooral ook in het driehoeksoverleg met de burgemeester en de hoofdofficier van justitie kunnen uitlaten over kwesties rond bijvoorbeeld veiligheid. De politiebaas moet wel oppassen voor overdrijven. Het is immers wel zo dat op lokaal niveau de burgemeester de koers uitzet op het gebied van openbare orde en veiligheid. Als er uiteindelijk een beslissing is genomen, zal een korpschef zich daar wel naar moeten schikken.”
De Amsterdamse SP-fractievoorzitter Alberts vindt dat Welten een brevet van onvermogen afgeeft. In Nederland is afgesproken dat de politie doet wat de politiek zegt en niet andersom, aldus Alberts. Wat vindt u van haar kritiek op de korpschef?
„Die is simplistisch en misleidend. Haar kritiek suggereert dat de politie in Nederland een eigen koers vaart. Ik ken de politiewereld aardig goed en weet dat dat niet zo is. Bestuurders nemen beslissingen en de politie voert die in het algemeen loyaal uit. ”
Zijn vaak ook niet botsende karakters oorzaak van strubbelingen aan de top?
„Of dat speelt in Amsterdam, weet ik niet. Daarvoor ken ik de lokale situatie echt onvoldoende. In ieder geval heb ik grote waardering voor de wijze waarop zowel Cohen als Welten hun werk doen. Daarom vind ik deze aanvaring betreurenswaardig. In zijn algemeenheid helpt het als er een klik is tussen mensen aan de top. Die kan tekortkomingen in het systeem compenseren.”