Dat besloot de Raad van State vrijdag in het hoger beroep dat minister Nawijn van Vreemdelingenzaken en Integratie eind vorig jaar aantekende tegen de beslissing van de rechtbank in Amsterdam om haar vreemdelingenbewaring op te heffen.

Kesbir mocht eerder van de Raad van State in een tussenvonnis op vrije voeten blijven tot het hoger beroep zou dienen. De reden hiervoor was dat de definitieve uitspraak op korte termijn was te verwachten en er geen sprake was van spoedeisend belang.

De rechtbank stelde de 41-jarige Kesbir in december op vrije voeten nadat die het beroep tegen de afwijzing van haar asielaanvraag gegrond verklaarde. Nawijn moet volgens de rechtbank een nieuw besluit nemen over de asielaanvraag. Tot die tijd wilde de minister dat Kesbir achter de tralies bleef, maar de rechtbank zag hier de noodzaak niet van in. De minister zou namelijk onvoldoende hebben gemotiveerd dat er genoeg reden is om te denken dat de verdachte misdrijven tegen de mensheid zou hebben begaan.

Nu stelt de Raad van State Nawijn alsnog in het gelijk, omdat onder meer de verdenkingen tegen Kesbir zo ernstig zijn dat zij niet op vrije voeten mag blijven.

In december werd eveneens bekend dat Nederland Kesbir niet aan Turkije mag uitleveren. Turkije verzocht vorig jaar januari om haar uitlevering omdat ze wordt verdacht van terroristische activiteiten wegens haar lidmaatschap van de Koerdische arbeiderspartij PKK.

Turkije houdt Kesbir verantwoordelijk voor zeker 25 aanslagen op vooral militaire doelen in twee oostelijke provincies van Turkije tussen 1993 en 1995. Ook tegen deze uitspraak is beroep aangetekend.

Het ministerie van Justitie reageerde vrijdag verheugd op de uitspraak van de Raad van State. „Dit betekent dat wij mevrouw Kesbir als wij haar aantreffen wederom in bewaring kunnen stellen”, aldus een woordvoerder. Kesbirs advocaat V. Koppe sprak echter van een „onbegrijpelijke” uitspraak. „Het is merkwaardig omdat ze al 2,5 maand vrij rondloopt en ik snap niet waarom ze nu weer moet worden vastgezet.”