Veiligheid nodig voor gesprek over opvoeding
Reformatorische ouders moeten de oproep van minister Rouvoet tot een debat over opvoeding niet naast zich neerleggen, vindt Ed van Hell. Laten ze in een veilige omgeving het gesprek met elkaar aangaan.
Een debat over opvoedingsperikelen, zoals minister Rouvoet wil, is niet zo gemakkelijk. Negentig procent van de ouders is immers van mening dat ze hun kinderen goed opvoeden, zo blijkt een bericht in deze krant van 7 oktober. Ouders moeten hun ‘goede’ opvoeding kritisch onder de loep durven nemen. Dat vraagt om zelfverloochening en zelfkritiek. En daar zijn we vaak niet zo goed in.Toch heb ik drie redenen waarom ik de oproep van de minister toejuich. In de eerste plaats heeft het werken onder dak- en thuislozen mij geleerd dat het in meer dan 90 procent van de situaties verkeerd is gegaan in de opvoeding – wat de ouders overigens niet altijd te verwijten is. Het kind kon geen eigen identiteit ontwikkelen, omdat er geen sprake was van veiligheid en geborgenheid in de thuissituatie.
De tweede reden dat ik oproep van Rouvoet toejuich, is dat ouders intens kunnen worstelen met vragen over de opvoeding. Regelmatig ontmoet ik ouders die zich veel zorgen maken over hun kind dat aan de zelfkant van de samenleving is terechtgekomen. Deze ouders hebben goede intenties gehad met de opvoeding, maar op diverse fronten de plank misgeslagen.
De derde reden heeft te maken met mijn vrees dat de oproep van de minister binnen de reformatorische gezindte zonder gevolgen zal blijven. Innerlijk zal er behoefte zijn aan bijeenkomsten waarin ouders hun zorgen over hun kind kunnen uitspreken, maar dan is er wel veiligheid nodig om je kwetsbaar op te stellen. Het is de vraag of openbare debatbijeenkomsten ouders uit de reformatorische gezindte deze veiligheid kunnen bieden.
Er zijn diverse cursussen en bijeenkomsten voor ouders die goed bezocht worden. De behoefte aan opvoedingsondersteuning is er dus. Maar wat te doen als kinderen in de puberteit zitten en dwars gedrag vertonen? Ouders lopen met de vraag: Wat doe ik verkeerd? En kinderen vragen zich verward af: Waarom word ik niet begrepen? Dan moet je als ouder veiligheid ervaren om je zorgen kenbaar te maken en open te staan voor zelfkritiek.
Deze veiligheid kan mijns inziens alleen geboden worden wanneer Gods Woord centraal staat. Dan is een biddag voor onze jongeren hard nodig (zie de column van ds. W. Visscher van 2 oktober). Tegelijkertijd kan het heilzaam zijn om zorgen te delen en het gesprek aan te gaan, om zo open te staan voor wat Rouvoet noemt „een kritische noot van de ander.”
De grote vraag is echter: wie gaat dit oppakken? Een concreet idee: laten de verschillende kerkelijke jongerenorganisaties samen met het onderwijs een platform vormen, zodat de signalen van onze ouders bekend worden bij de minster. En dan niet alleen de zorgen, maar ook de positieve resultaten. Want laten we ook bedenken dat er veel ouders zijn die hebben geworsteld, maar met dankbaarheid mogen constateren dat de Heere hen wilde helpen en de opvoeding heeft willen zegenen.
De auteur is directeur-bestuurder van stichting Ontmoeting.