Refo’s en de integratieproblematiek
Nederland heeft een integratieprobleem. Met name in de grote steden wonen omvangrijke groepen allochtonen die geen of weinig Nederlands spreken, er heel afwijkende opvattingen (en kledinggewoonten) op na houden en maar moeizaam hun weg in het onderwijs en op de arbeidsmarkt kunnen vinden. Ook bij de jongere generatie is de integratie vaak problematisch.
Vandaar dat in Den Haag de integratieproblematiek hoog op de agenda staat. We hebben een speciale minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Daarbij wordt met name gekeken naar de moslims. Die staan sinds 2001 in het centrum van de belangstelling.Golden vroeger de Surinamers als probleemgroep bij uitstek, tegenwoordig hoor je daar veel minder over. En de Molukkers, die voorheen door middel van treinkapingen en andere acties overduidelijk blijk gaven van hun onaangepastheid, zijn helemaal in de vergetelheid geraakt. De tijd heeft kennelijk toch een integrerend effect, al moeten we daar ook weer niet al te zeer op blindvaren.
Marokkanen en refo’s
De brede aandacht voor de integratieproblematiek heeft inmiddels ook geleid, zo lijkt het wel, tot meer aandacht voor het reformatorische volksdeel. Enerzijds gaat het hier om een groepering die heel duidelijk behoort tot de autochtone bevolking. Maar door hun vasthouden aan de gereformeerde leer en levensstijl zijn zij de laatste halve eeuw, in een sterk seculariserende en gemoderniseerde maatschappij, steeds meer apart komen te staan.
In een studie over de gemeente Ede richtten onderzoekers van de Tilburgse universiteit zich zowel op de Marokkaanse gemeenschap als op de concentraties refo’s in de buitengebieden. Beide groepen zouden sterk naar binnen gericht zijn. In de gemeente Neder-Betuwe werd geconstateerd dat reformatorische en seculiere jongerengroepen in Kesteren en Opheusden volkomen gescheiden naast elkaar leven.
Moet dit inderdaad als een maatschappelijk probleem gezien worden of is dit niet meer dan een normaal verschijnsel? Een verschijnsel dat voor het reformatorische volksdeel juist ook positieve kanten heeft?
Dezelfde signatuur
Allereerst is het van belang om eens kritisch te kijken naar de wijze waarop problemen benaderd en geformuleerd worden. In de Edese situatie werd door de onderzoekers gesteld dat refojongeren bij voorkeur stage lopen bij een bedrijf van dezelfde signatuur. Dat zou wijzen op een slechte integratie in de maatschappij.
Maar gedragen seculiere of vaag christelijke jongeren zich anders? Die lopen meestal ook stage in een bedrijf waarvan de bedrijfscultuur aansluit bij hun levensstijl. Alleen hoeven ze daar niet speciaal naar te zoeken. Verreweg de meeste bedrijven en instellingen behoren immers tot die categorie.
Het punt is echter dat een dominante cultuur zichzelf en haar instellingen vaak als neutraal en normaal beschouwt. Het is voor haar vanzelfsprekend dat iedereen zich daarin kan vinden en daarvoor kiest. Minderheidsgroepen moeten zich veelal afzonderlijk organiseren om hun identiteit op allerlei terreinen gestalte te geven. Gemakkelijk krijgen zij dan het stempel opgedrukt van bijzonder en apart.
Vorige maand was er een bijeenkomst van SGP-jongeren over de vrijheid van onderwijs. Dr. Van Schie, de directeur van de liberale Teldersstichting, vond dat reformatorische scholen niet bijdragen aan de integratie van vreemdelingen. Als sprekend voorbeeld noemde hij de Guido de Brèsschool in Rotterdam, een witte school in een zwarte buurt.
Maar dat is wel weer een heel eenzijdige typering van de situatie. Je kunt ook stellen dat die school, waarvan de leerlingen overwegend van buiten de stad komen, hen dagelijks in aanraking brengt met de Rotterdamse samenleving, die zo ongeveer voor de helft uit allochtonen bestaat. Dat zou niet het geval zijn wanneer ze dichter bij huis een school van andere signatuur zouden bezoeken.
Versnelde aanpassing
Vervolgens kan de vraag aan de orde gesteld worden in hoeverre wij de geringe sociale integratie tussen refojongeren en anderen (hetzij moslims of seculieren) als een probleem moeten zien. Volgens een jeugdwerker uit de Betuwe lijkt het erop dat de ouderen de verschillen liever in stand willen houden. Volgens hem is dat een slecht voorbeeld voor de jongere generatie.
Sociale contacten leiden gemakkelijk tot het geleidelijk aan overnemen van opvattingen en leefpatronen. Sociale integratie bevordert culturele integratie. Gezien het geestelijk klimaat van deze tijd zullen intensievere contacten tussen refo’s en anderen veelal leiden tot een versnelde aanpassing van de reformatorische gezindte aan de moderne maatschappij. Dat is vast wel de bedoeling van jongerenwerkers, seculiere politici en anderen, maar dat kan onze bedoeling toch niet zijn.
Minderheidsgroepen, ook religieuze minderheidsgroepen, die hun identiteit willen behouden, hebben behoefte aan een eigen sociale infrastructuur. Daarbij kunnen we denken aan scholen en zorginstellingen, maar evenzo aan allerlei netwerken ten behoeve van het informele sociale verkeer. Voor jongeren zijn die ook van belang voor de keuze van een huwelijkspartner.
Reformatorische scholen zijn niet bedoeld om de integratie met andersdenkenden te bevorderen, maar beogen juist het omgekeerde. De oprichters wilden hun kinderen weghouden uit wereldse milieus en laten onderwijzen in de Bijbelse leer, die elders niet of nauwelijks meer gevonden werd.
Het principiële isolement van christenen heeft wel degelijk sociale consequenties. Het oudtestamentische gegeven dat Israël alleen zal wonen, heeft ook betekenis in onze tijd. Wie daarop wijst, moet beseffen dat hij niet aansluit bij de heersende mode (misschien ook wel niet bij de heersende mode in eigen kring) maar het is nu eenmaal niet anders. Als we dat uitgangspunt laten vallen, zetten we de deur open naar een snelle aanpassing en verwereldlijking.
Bredere samenleving
Uiteraard is het ook een gegeven dat onze mensen in de bredere samenleving moeten functioneren. Anders zouden we uit de wereld moeten gaan (1 Kor. 5:10). Door de algemene vorming en beroepsopleiding die geboden wordt, draagt het onderwijs daaraan bij. Leerlingen moet ook duidelijk gemaakt worden dat mensen wier (geloofs)overtuiging we beslist niet kunnen delen, wel onze naasten zijn, die we moeten liefhebben als onszelf. Onze naasten met wie we samen door de tijd moeten en met wie we op weg zijn naar de eeuwigheid. Dat geldt gelijkelijk voor moslims, onkerkelijken en verwereldlijkte christenen.
Daarbij komt dat groepsvorming, zeker bij jongeren, gemakkelijk allerlei rivaliteiten oproept die uit de hand kunnen lopen. In het verleden waren er vechtpartijen tussen jongens van de openbare school en de christelijke of tussen de roomse school en de protestantse. Met een heilige oorlog had dat allemaal weinig te maken. Eerder was het te vergelijken met botsingen tussen voetbalsupporters.
We moeten ons hoeden voor superioriteitsgevoelens. Die leiden tot minachting van de ander. Marokkanen en Surinamers, zwervers en gedetineerden, rooms-katholieken en atheïsten, liberalen en socialisten kunnen ook meevallen. Het organiseren van ontmoetingen en gesprekken kan daarom z’n nut hebben. Al is het natuurlijk niet de bedoeling dat we vervolgens wit gaan noemen wat zwart is.
Assimilatiedruk
In de Nederlandse samenleving nemen de refo’s een aparte plaats in. Zij hebben op allerlei gebied andere opvattingen dan tegenwoordig gangbaar zijn. Ze gedragen zich op tal van punten anders dan de meeste Nederlanders. Zondags en door de week. Daarbij ervaren zij in toenemende mate een druk om zich aan te passen. De geseculariseerde cultuur oefent een forse zuigkracht uit. Zeker op de jongere generatie, die vanwege allerlei ontwikkelingen (niet het minst in de ict-sfeer) daar tegenwoordig bijzonder vatbaar voor is. Bovendien moeten we beseffen dat ons hart van nature naar de wereld hangt.
Er is ook een groeiende drang vanwege de overheid om sterker te integreren. Als moslims zich aan de moderne samenleving moeten aanpassen, waarom die refo’s dan niet? Als islamitische scholen strenger gecontroleerd moeten worden, is het dan uit oogpunt van gelijkheid ook niet nodig om de reformatorische scholen onder de loep te nemen? Wat ze daar leren en de eisen die ze daar aan leerlingen stellen, staan in een aantal gevallen toch ook haaks op de hedendaagse waarden en normen!
Dat zijn ontwikkelingen die we in de gaten moeten houden en die zorg geven. Behoedzaam manoeuvreren is hier dan ook geboden. Het mag niet onze bedoeling zijn om ons zo veel mogelijk aanvaardbaar te maken in de ogen van de buitenwereld, maar het is wel van belang de lijnen met de buitenwereld open te houden. Dat biedt de mogelijkheid om misverstanden weg te nemen.
Maar niet alle kritiek, lang niet alle kritiek, vanuit de hedendaagse maatschappij op de reformatorische kring berust op misverstanden. Er is gewoon ook sprake van een heel verschillende kijk op het leven, een verschillend staan in de maatschappij. Dat roept onvermijdelijk aversie op.
Samenleving van minderheden
De Nederlandse samenleving droeg lang het karakter van een samenleving van minderheden: orthodoxe protestanten, meer vrijzinnige protestanten, rooms-katholieken, humanisten en nog wat joden. En dat alles op basis van ”agree to disagree”: het erover eens zijn dat je het niet met elkaar eens bent.
Ons staatsbestel droeg dan ook een weinig ideologisch karakter. Er was sprake van een pragmatisch pluralisme. Onze grondwet begon niet met een zwaar geladen preambule, maar met het vermelden van de onderdelen van het Koninkrijk der Nederlanden.
Thans vormt het belangrijke maar ook gevaarlijke antidiscriminatieartikel het openingsartikel van de grondwet. Bovendien overweegt het kabinet om een inspirerende tekst als preambule aan de grondwet toe te voegen. Daartoe is zelfs een staatscommissie ingesteld. De grondwet zou daardoor meer het karakter moeten krijgen van een alle burgers verbindend document.
Liberale meerderheid
Kennelijk is er meer behoefte dan vroeger om de Nederlandse identiteit tot uitdrukking te brengen. Dat heeft te maken met de aanwezigheid van etnische minderheden, waarvan een belangrijk deel (met name de strenge moslims) nogal afwijkende opvattingen heeft. Daartegenover voelt de liberale meerderheid (seculier en vaag christelijk) die de laatste halve eeuw in ons land ontstaan is, zich geroepen om haar identiteit als de identiteit van het hedendaagse Nederland normatief te maken en in de grondwet vast te leggen. Die liberale waarden (liberaal hier steeds in de brede zin van het woord genomen) moeten dan ook door middel van het onderwijs aan de jongere generatie worden overgedragen.
Daarbij zal duidelijk zijn dat een dergelijke geprononceerde presentatie van liberale waarden wellicht niet op alle, maar toch wel op een aantal punten zal botsen met de Bijbelse normen. Onze uitzonderingspositie wordt daardoor alleen maar sterker onderstreept. Met het pragmatisch pluralisme dat de Nederlandse staat voorheen kenmerkte, is dan altijd nog beter te leven, ook al was dat niet ons ideaal.
Alles bij elkaar genomen zou de Nederlandse samenleving toch tamelijk tevreden kunnen zijn met het reformatorische volksdeel, ook al verzet dat zich tegen verdergaande integratie. Deze groepering voert niet de verkeerde rijtjes aan, als het gaat om werkloosheid, bijstandstrekkers, schoolverlaters, probleemgezinnen, drugsverslaafden en gedetineerden. Er zijn andere groepen in de maatschappij (autochtone zowel als allochtone) die veel en veel meer problemen geven.