Het geweten als spion
Tot drie keer toe liep ik vorige week tegen een en hetzelfde thema aan. Nu is dat voor een predikant niet zo verwonderlijk, zou je zeggen. Hij is –zo menen althans veel mensen– hele dagen met het Woord van God doende. En daarin gaat het toch goed beschouwd altijd om hetzelfde. Kort gezegd: God en de ziel. Dus, wat wil je.
Toch vond ik het opmerkelijk. Allereerst was het in mijn persoonlijke Bijbellezen. Ik las het aangrijpende Handelingen 24, de geschiedenis van Paulus en stadhouder Felix. De apostel staat als een gedaagde voor hem. Wat een ongelijke partij!Desondanks getuigt Paulus vrijmoedig wat hij op zijn hart heeft: zijn geloof in Christus. Maar dat niet alleen. Hij schuwt de actualiteit van het zondige leven van Felix niet. Hij spreekt hem over „rechtvaardigheid en matigheid en het toekomende oordeel.”
Wat gebeurt er dan met Felix? Hij raakt onder de indruk van die indringende woorden. „Felix, zeer bevreesd geworden zijnde…” De Statenvertalers schrijven erbij: „Namelijk dewijl zijn consciëntie hem van vele boze daden hiertegen begaan, overtuigde.” Terecht gezegd. Felix’ geweten gaat spreken. Hij voelt het gelijk van Paulus’ woorden aan. Vandaar zijn vrezen. Hij begrijpt: ik heb de God van deze prediker tegen. En dat is niet gering… Helaas, hij schudt het snel weer van zich af.
Prins
De tweede keer was bij de voorbereiding van een kringavond. Daarin zou ik iets zeggen vanuit Bunyans ”De Heilige Oorlog”. Een schokkend gedeelte. Prins Immanuël heeft de stad heroverd op Diabolus. Zijn kapiteins trekken de stad in. Hun eerste gang is naar het huis van meneer Geweten. Zijn woning, precies langs de weg van de Oorpoort naar het Kasteel (het hart), wordt tot hoofdkwartier van de verdere strijd gemaakt.
Hoe functioneert meneer Geweten? Wie in die dagen hem aanspreekt, hoort uit zijn mond niets anders dan over oordeel en ondergang. Hij is weer helemaal in dienst van de Prins gekomen en kan niet anders dan de mensen overtuigen van hun schuld en zonde tegen de grote Koning.
Er kwam ook nog een derde keer. Dat was bij de lezing van het avondmaalsformulier, met het oog op een te schrijven artikel. Over de waarachtige zelfbeproeving, met name het derde deel daarvan. „Ten derde onderzoeke een ieder zijn consciëntie (zijn geweten), of hij ook gezind is voortaan met zijn ganse leven waarachtige dankbaarheid jegens de Heere te bewijzen…” Opnieuw over het geweten dus. Nu voor de derde maal op rij. Het geweten vraagt om aandacht.
Onrustig
Een onrustig ding is dat, het geweten. Alle mensen beschikken in beginsel over zoiets. Velen zouden het liever niet hebben. Want het is zijn werk om je onrustig te maken. En dat komt bij de meesten zomaar niet gelegen.
Wat is het eigenlijk, dat geweten? In het Latijn heet het con-scientia, in het Grieks sun-eidèsis. Beide woorden betekenen zoiets als medeweten. Namelijk het meeweten van God. Het geweten als de spion van God. Dat laatste verzin ik niet zelf. Ik meen dat het een typering van dr. H. van den Belt is. Een treffende.
Door middel van het geweten heeft de heilige God een verspieder bij mij vanbinnen. En die doet zoals hij moet doen. Hij constateert de feitelijkheid van mijn feilen en falen. Bunyan noemt hem in zijn boeken Mr Recorder, meneer Registreerder. Hij doet het feilloos. Want als Gods vertegenwoordiger weet hij wat goed en wat kwaad is.
Verkeerslicht
Maar hij doet nog meer. Twee dingen. Als ik van plan ben een zonde te gaan doen, dan waarschuwt hij. Hij laat vanbinnen de verkeerslichten op rood springen. „Niet oversteken”, roept hij. „Pas op! Gevaar!”
Hij doet zijn uiterste best om me ervan te weerhouden het kwade te doen. Doe ik het toch, dan ben ik nog niet klaar met dat geweten. Want dan komt hij pas echt in functie. Dan gaat hij mij hinderlijk volgen. Waarmee? Met zijn aanklacht, zijn beschuldiging. Dan wijst hij op de consequenties. En juist voor wie christelijk is opgevoed of geregeld onder het Woord van God verkeert, is hij een heel lastige. Hij wijst me op schuld en op straf. Hij wijst me –om het kort te zeggen– op God! Toch overbodig om te zeggen dat we maar goed naar hem luisteren moeten.
Vriend
Kan het geweten ook je vriend zijn? Ja, dat is als je zelf ook aan de kant van God bent gekomen. Ik herinner opnieuw aan Paulus. Aan Paulus bij Felix. Door toedoen van de apostel is het geweten van Felix gaan spreken.
Maar ook over zijn eigen geweten zegt Paulus in datzelfde hoofdstuk iets. De vrije Felix, hij blijkt een gebondene, gebonden door zijn zonden.
En Paulus? Hij staat daar als een geketende, een gevangene vanwege het Evangelie. Maar Paulus heeft een vrij geweten. Hoor: „Hierin oefen ik mijzelf om altijd een onergerlijk geweten te hebben bij God en de mensen.”
Wat is zijn geheim? De genade van Christus. Dat snoert het geweten de mond. Ooit voor altijd…
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.