Saudi’s kiezen vanwege Irak-kwestie voor hervormingen
In Saudi-Arabië wordt sinds enkele maanden een brede algemene discussie toegestaan over maatschappelijke hervormingen.
Tot enige tijd geleden zou dat ondenkbaar zijn geweest in het koninkrijk waar de koning nog absolute macht heeft. De omslag die zich heeft voltrokken, is niet zozeer het gevolg van een plotseling verlangen naar verandering bij de dynastie, als wel van het inzicht dat alleen hervormingen haar van de ondergang kunnen redden.
De regering ontving voor het eerst een mensenrechtenteam van de Verenigde Naties en een afvaardiging van de in New York gevestigde mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch. Kroonprins Abdullah stelde voor een Arabische topconferentie te houden die de bevolking meer politieke invloed moet geven. Ook had Abdullah onlangs een ontmoeting met veertig Saudische intellectuelen die hem hervormingsvoorstellen presenteerden. Verder worden plannen gesmeed om het gevangenissysteem te hervormen.
Enkele jaren geleden zouden dergelijke gebaren worden beschouwd als cosmetische aanpassingen, die moeten verhullen dat eigenlijk alles bij het oude blijft. Maar de bezorgdheid van de koninklijke familie Al Saud over de ontwikkelingen rond Irak is zo groot, dat de indruk bestaat dat het haar dit keer ernst is.
Saudische hervormers die in het verleden te lijden hebben gehad onder de repressie van overheidswege, zijn vol vertrouwen dat nu echt veranderingen op komst zijn. Zij zeggen dat alleen drastische hervormingen het koningshuis kunnen beschermen tegen mogelijke gevolgen van de Iraakse crisis, zoals het uiteenvallen van Irak in meerdere staten en de overname van het land door moslimextremisten.
„Dit is de laatste kans voor hervormingen; Irak is alleen maar het beginpunt”, meent Turki al-Hamad, schrijver en een van de 104 hervormers die het document ondertekenden dat aan Abdullah ter hand is gesteld. „Saudi-Arabië zou het volgende doelwit kunnen zijn, omdat Amerika het beschouwt als de wieg van het terrorisme.”
Al-Hamad, wiens boeken in Saudi-Arabië vanwege hun liberale karakter en expliciet seksuele inhoud verboden zijn, voegt hieraan toe dat de Saudische heersers tien of twintig jaar geleden nog ruim de tijd hadden. „Nu is het een kwestie van hervormen of ineenstorten.”
Tijdens de Golfoorlog van 1991 werd Saudi-Arabië bedreigd door het Iraakse leger, maar het had de situatie in eigen land onder controle en kreeg de steun van de Verenigde Staten en het grootste deel van de wereld. Dit keer voltrekt de crisis zich echter terwijl het koninkrijk onder grote internationale druk staat om op te treden tegen moslimgeestelijken die de leer aanhangen van Muhammad Ibn Abdel-Wahhab. Volgens sommigen in het Westen zijn deze ”wahhabisten” met hun prediking verantwoordelijk voor de deelname van vijftien Saudische terroristen aan de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten. Hun strenge doctrine geeft echter ook legitimiteit aan het bewind van het koningshuis.
Een democratiseringsgolf in het post-Saddam tijdperk zou het gebrek aan democratie in Saudi-Arabië pijnlijk aan het licht brengen: het Saudische koninkrijk kent geen verkiezingen, vrouwen hebben niet dezelfde rechten als mannen, de vrijheid van meningsuiting is beperkt en minderheden worden gediscrimineerd.
De stichting van een sjiitische staat in het zuiden van Irak, aan de Saudische grens, zou de gefrustreerde sjiitische minderheid in de Oostelijke Provincie, waar de meeste olie in de grond zit, in beweging kunnen brengen.
De ”de facto-heerser” Abdullah -koning Fahd, zijn broer, is al een tijd lang erg ziek- is zelfs onder tegenstanders van het koningshuis populair, omdat zij menen dat hij oprecht streeft naar hervormingen, maar onder de heersende elite bestaat grote weerstand tegen hervormingen, uit vrees dat die haar belangen kunnen schaden.
De hervormers die het document ondertekenden, zeggen dat het in wezen gaat om een poging de bevolking rond de koninklijke familie te verenigen. „Of we het nu willen of niet, verandering zal er komen, van boven of van onder. Het is beter dat het van bovenaf gebeurt”, zegt Hajeeb al-Khonaizi, een sjiitische schrijver die de bijeenkomst met Abdullah bijwoonde. Volgens Al-Khonaizi luisterde de kroonprins zorgvuldig naar wat er werd gezegd en kreeg iedereen gelegenheid het woord te voeren.
In het document wordt een oproep gedaan voor de invoering van onafhankelijke rechtspraak, de oprichting van instituten voor burger- en mensenrechten, grondwetshervormingen, verkiezingen voor een raadgevende assemblee en vrijheid van meningsuiting. Het bevat drie verwijzingen naar de islamitische sharia, de basis van het stuk, en slechts één tweeregelige verwijzing naar de positie van de vrouw. Het is dan ook niet door een vrouw ondertekend.
Een vrouwelijke intellectueel die alleen anoniem commentaar wil geven, concludeert dan ook dat eens te meer „mannen beslissen over wat vrouwen willen.”