Eerst tien koekjes, dan nog negen
Het prentenboek dat ter gelegenheid van de Kinderboekenweek verschijnt, heeft dit jaar voor het eerst sinds 1987 een volwassen formaat. ”Koekjes” heet het deze keer. Handig voor altijd herlezende kleuters.
Het prentenboek, bedoeld „voor de jongere broertjes en zusjes van de kinderen die de Kinderboekenweek vieren”, verscheen vroeger op „servetformaat” en werd voorin bestempeld als „boekje.” Maar ”Koekjes” is een boek. Dat is een sprong voorwaarts, want juist kleine kinderhanden hebben moeite met alles wat mini is en kleuters zijn bovendien ware herlezers. Met ”Koekjes” kunnen ze uit de voeten. De prijs is verdubbeld, maar nog altijd minder dan de helft van een gangbaar prentenboek.Vermoedelijk geïnspireerd door Agatha Christies verhaal van de tien kleine negertjes is gevierd auteur Ted van Lieshout aan de slag gegaan met het thema van de boekenweek.
Diederik staat in de kamer bij de koekjestrommel. Er zaten er tien in en nu nog negen. „Was jij het, Diederik?” vraagt mama. „O nee mama, niet ik! Er kwamen acht kabouters met een rode puntmuts aan. Die hadden erge honger en díé hebben het gedaan.” Diederik verzint na het geheimzinnig verdwijnen van weer een koekje ook nog brandweermannen, muizen, tantes op damesfietsen en graafmachines. Mama verstopt de koekjestrommel telkens op een andere plek. Maar niet goed genoeg. Als Diederik toestemming krijgt van zijn moeder om wél een koekje te nemen, zijn ze op.
Van Lieshout heeft genoeg ingrediënten in het boek gestopt waar kleuters van genieten. Een stapelverhaal op rijm, de mogelijkheid om telspelletjes te doen en het fantaseren over de koekjes. Is Diederik een jokkebrok? Dat laten de schrijver en de illustrator handig in het midden.
Sieb Posthuma heeft nergens een jongetje getekend dat stiekem koekjes eet, al staat hij op elke tekening wel devoot naast de trommel. Ted van Lieshout laat hooguit los dat de kleine Diederik over een fenomenale fantasie beschikt.
Tot zover is het verhaal realistisch. Als mama wil weten waar de koekjes nu echt zijn, gaat de bel. Daar staan de kabouters, de brandweermannen, de boeven en de tantes om te bedanken voor de koekjes. Tien koekjes en er staan meer dan negentig mensen op de stoep. Leg dat nu eens uit aan een kleuter. De gefantaseerde kabouters en boeven blijken ‘echt’ en maken het verhaal verwarrend. Verder verzinnen kleuters misschien tantes, maar niet met diepe decolletés. Het verhaal is helaas te ver doorgeslagen na de tweede helft, alsof de auteurs op kniehoogte begonnen en ineens rechtop gingen staan.
N.a.v. ”Koekjes!” door Ted van Lieshout; ill. Sieb Posthuma; uitg. Stichting CPNB, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 5965 094 7; 30 blz.; € 5,00.