”Hoe ouder, hoe wijzer” gaat niet altijd op
Peuters en pubers treiteren er soms lustig op los, maar hoe zit het met bejaarde bewoners van verzorgingshuizen? Een Nijmeegse afstudeerscriptie licht een tipje van de sluier op.
Of hij ervaring heeft pesterijtjes in verzorgingshuizen? „Jawel”, zegt Aad de Witte, beleidsadviseur van de protestants-christelijke Zorggroep Rijnmond, met elf locaties in Rotterdam en omstreken. „Ik ben twee keer interim-locatiemanager geweest en in die periode legden medewerkers mij wel eens een kwestie voor.”Zo’n kwestie betrof een vrouw die zich van andere dames uit het huis niet bij hun groepje mocht aansluiten, omdat ze er zogezegd niet bij hoorde. Een medewerker kaartte het voorval bij De Witte aan en vroeg om advies.
Door de activiteitenbegeleiding werden de dames concreet op hun gedrag aangesproken. „Toen de mevrouw en de rest van de groep elkaar beter leerden kennen, zijn de verhoudingen gaandeweg genormaliseerd.”
Pestgedrag in bejaardenhuizen was nog nooit onderzocht, zegt onderzoeker R. Scholte van de Radboud Universiteit Nijmegen. Onder zijn leiding interviewde een afstuderende studente 121 bejaarden in drie tehuizen in Noord-Brabant en Gelderland. Een op de vijf kreeg te maken met wat Scholte omschrijft als relationele agressie. Daaronder vallen gedragingen zoals de deur van de lift voor iemands neus laten dichtvallen, weigeren op te staan als iemand wil passeren of, zoals in het voorbeeld dat De Witte aanhaalt, verhinderen dat iemand zich aansluit bij de groep.
„Dát het zou voorkomen, konden wij vooraf natuurlijk ook wel bedenken”, zegt Scholte. Hij ziet de gisteren naar buiten gebrachte scriptie vooral als opmaat naar vervolgonderzoek. „Zo zijn wij benieuwd naar de reactie van verpleegkundigen. Zij kennen vrijwel allemaal een reeks voorbeelden rond dit onderwerp.”
De frequentie van een op vijf zegt De Witte niet zo veel. „Het staat vast dat pesten in verzorgingshuizen voorkomt. Schimpscheuten uitdelen over iemands haardracht of kleding, op zo’n toon dat degene die het betreft het net hoort, zou je er ook onder kunnen scharen. Het is niet altijd: Hoe ouder, hoe wijzer, helaas.”
Fascinerend is wel dat plaaggedrag, hoe hardnekkig ook, soms vrij abrupt kan overwaaien, vervolgt De Witte. „Door het wegvallen van iemand, verandert soms de pikorde. Misschien dat dat er iets mee te maken heeft.”
In 2005 deed cultureel antropologe en juriste Anne Mei The verslag van haar onthullende observaties op een verpleeghuisafdeling, waar dementerende ouderen soms waren blootgesteld aan irritaties en pesterijen van overwerkte verpleegkundigen. Onderlinge controverses komen in haar boek ”In de wachtkamer van de dood” niet voor, zegt The. „Ik zou van de onderzoekers willen weten of een frequentie van een op de vijf significant vaker is dan elders. En ik ben benieuwd of zij een relatie kunnen leggen met de structuur van de zorg.De ouderenzorg gaat nog steeds voor een groot deel uit van groepen. We zetten mensen bij elkaar, maar weten nauwelijks of ze wel thuishoren in zo’n groep. Door gebrek aan personeel krijgen ouderen ook lang niet altijd de tijd en aandacht die ze vragen. Als mensen die nog redelijk veel energie hebben de hele dag in elkaars nabijheid in een stoel hangen, kan het gaan broeien in een groep.”
Is er een samenhang met de zorgstructuur, dan moeten we niet alleen pest- en treitergedrag als uitwas onder het vergrootglas leggen, zegt The. „Ik voer liever een bredere discussie over de inrichting van de ouderenzorg.”
De Witte sluit niet uit dat verveling en gebrek aan zinvolle dagactiviteiten bij treiterijen een rol kunnen spelen. „Ledigheid is des duivels oorkussen. Al maak je ook mee dat iemand die altijd aan het treiteren is geweest zich op het einde van zijn leven opeens afvraagt: Waarom eigenlijk?
Ook in de ouderenzorg zijn tal van mechanismen werkzaam die we niet allemaal kennen. Maar ze zijn er wel.”