Westelijke Jordaanoever kan luxe shoppen in Nablus
Na jaren van neergang door aanhoudend geweld klimt de Palestijnse economie op de Westelijke Jordaanoever langzaam uit het dal omhoog.
De hoogste etages van het nieuwe winkelcentrum in het hart van Nablus op de Westelijke Jordaanoever bieden uitzicht op kraampjes op de markt. In de diepte rijden bestelwagens en gele taxi’s af en aan. Zware vrachtauto’s voeren zand aan voor de aanleg van een viaduct dat verkeersopstoppingen moet tegengaan.Palestijnse winkeliers die in dit gebouw een ruimte willen huren, dienen daarvoor 30.000 tot 100.000 euro in te leggen. Daarbovenop komt de jaarhuur van 2500 tot 3000 euro. De ondernemers hebben het er graag voor over. „Iedereen wil hier zijn”, zegt Adelafo Aker van de gemeente Nablus.
Het twaalf verdiepingen tellende gebouw biedt ook ruimte aan kantoren en een parkeergarage. De bioscoop is open van 11.00 tot 23.00 uur. In de zaal met 175 stoelen worden Amerikaanse actiefilms en Egyptische komedies vertoond.
De gemeente heeft geld bij de banken geleend om het winkelcentrum te bouwen. De bedoeling is dat eind dit jaar alle winkels en restaurants open zullen zijn. De klanten waarop het winkelcentrum mikt, zijn Palestijnen uit dorpen op de Westoever en Israëlische Arabieren die in het weekend Nablus bezoeken. Ook Joodse Israëliërs zijn wat de initiatiefnemers betreft van harte welkom, mits ze komen als burgers.
De opening van het nieuwe winkelcentrum is een van de tekenen waaruit blijkt dat de Palestijnse economie uit het dal opklimt. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) gaat voor de Westelijke Jordaanoever dit jaar uit van een economische groei van 7 procent.
Intifada
De neergang begon in het najaar van 2000, toen de al-Aqsa-intifada uitbrak. Dat gebeurde na het bezoek van toenmalig Likudleider Ariel Sharon aan de Tempelberg in Jeruzalem. In oktober 2000 moesten Joden het Graf van Jozef in Nablus verlaten nadat Palestijnen de Joodse heilige plaats aanvielen. Het gebouw staat er troosteloos en verlaten bij. Op de witgrijze muren zijn de roetsporen nog duidelijk te zien en in het dak gaapt een gat.
Jaren van geweld volgden. Israëliërs leden onder een zware golf van terreur en Palestijnen kampten met de gevolgen van de maatregelen die het Israëlische leger trof om de veiligheid in Israël te herstellen. Het Israëlische leger sloot Nablus met militaire wegversperringen af en viel de stad diverse keren binnen. Het reizen van en naar dorpen in de omgeving en andere steden op de Westelijke Jordaanoever was moeilijk en soms zelfs onmogelijk. Bedrijven sloten hun vestigingen in Nablus en verhuisden naar Ramallah, waar de regering van de Palestijnse Autoriteit zich vestigde.
Inmiddels is de ordehandhaving in de stad drastisch verbeterd door de komst van Palestijnse politiemensen die zijn getraind door de Amerikaanse luitenant-generaal Keith Dayton. Israël vergrootte de bewegingsvrijheid van de Palestijnen. Palestijnen noemen met name de doorgang bij de militaire post Hawara ten zuiden van Nablus als een grote verbetering. Palestijnen kunnen nu in principe weer zonder problemen naar Ramallah en Bethlehem reizen. De stad Jeruzalem blijft voor hen echter afgesloten.
Effectenbeurs
Niet ver van het nieuwe winkelcentrum bevindt zich de Palestijnse effectenbeurs. Directeur Ahmad Aweidah zegt dat het weliswaar de kleinste is in de Arabische wereld, maar dat het om een van de meest geavanceerde beurzen op technologisch gebied gaat. De beurs begon in 2006, als eerste in de Arabische wereld, met het verkopen van aandelen via internet. Van de investeerders bestaat 85 procent uit Palestijnen van de Westoever en uit de Gazastrook.
Toch belegt nog maar 0,3 procent van de Palestijnen via de beurs, waar aandelen worden verhandeld van 38 bedrijven. Aweidah zou graag meer kapitaal aantrekken. Ten onrechte hebben de media volgens hem de Palestijnen als terroristen of slachtoffers neergezet. Een derde deel van de Palestijnen leeft in de diaspora in West-Europa, Latijns-Amerika en de Golfstaten. Zij hebben de beschikking over kapitaal. In de Chileense hoofdstad Santiago had de beursdirecteur een ontmoeting met rijke Palestijnen, die hem vertelden dat ze „ziek” waren van hun imago als slachtoffer.
„Dit is niet de boodschap die we gaven. Onze missie luidde: Wij willen dat jullie investeren in Palestina. Niet uit morele verplichting of liefdadigheid, maar om geld te verdienen.”
De beurs heeft het de afgelopen tijd behoorlijk goed gedaan. De koersen daalden tijdens het dieptepunt van de recente economische crisis met slechts 16 procent. In 2006 presteerde Nablus het beste van alle beurzen in de Arabische wereld.
Aweidah wil nog niet van economisch herstel spreken. Wat de Palestijnen nodig hebben, is een economische groei van ten minste vijf jaar om weer op het peil te komen van voor de intifada. En dat lukt alleen als er een politieke oplossing wordt bereikt. De Israëlische premier Netanyahu spreekt over economische vrede, maar ook een politieke oplossing is volgens de beursdirecteur geboden. „Je kunt politiek en economie niet van elkaar scheiden.”
Mobiele telefonie
De Palestijnen willen bijvoorbeeld dat Israël frequenties toewijst aan Wataniya, het tweede Palestijnse mobieletelefoonbedrijf. Israël weigerde dat tot nu toe omdat de Palestijnse Autoriteit bij het Internationaal Gerechtshof een aanklacht heeft ingediend vanwege de Israëlische militaire acties in de Gazastrook in december en januari.
Aweidah stelt dat de Palestijnen geen stabiele economie kunnen opbouwen zonder vrijheid van personen- en goederenverkeer. Er zal volgens hem nauwe samenwerking nodig zijn tussen Palestina, Israël en Jordanië op het gebied van elektriciteit, infrastructuur, toerisme en landbouw „De Palestijnse staat kan niet overleven zonder speciale relaties met Israël. Wij zijn afhankelijk van hen en zij van ons.”
Bovendien zijn de volken al gemengd: in Israël wonen 1,2 miljoen Palestijnen– ook wel Israëlische Arabieren genoemd. Veel Israëliërs zullen straks Palestina bezoeken en Palestijnen Israël. „In de Palestijnse staat kunnen straks ook Joden wonen”, zegt Aweidah. „Niemand kan bijvoorbeeld ontkennen dat Joden een religieuze band hebben met Hebron. Als sommige Israëliërs willen blijven, kan dat alleen als Palestijnse burgers in een Palestijnse staat.”
Elektriciteit
Ook in Ramallah, op zo’n 36 kilometer ten zuiden van Nablus, zijn hypermoderne kantoorgebouwen en flats uit de grond gestampt.
Een van de gebouwen is eigendom van Padico (Palestina Ontwikkeling en Investering), een investeringsbedrijf dat sinds 1993 actief is. Directeur Samir Hulileh zegt dat het bedrijf is opgericht voor Palestijnen in de diaspora die waren geïnteresseerd in het vredesproces. „Ze zagen een staat in wording. Ze dachten dat de tijd was gekomen om de Palestijnse economie, staat en infrastructuur op te bouwen.”
Padico begon met 250 miljoen dollar. De doelstelling was te investeren in projecten die te groot of te ingewikkeld waren voor plaatselijke Palestijnse ondernemers. Het bedrijf investeerde in telecommunicatie, richtte de beurs van Nablus op en legde industrieterreinen aan. Een van de projecten was het industriegebied Karni, op de grens van Israël en de Gazastrook. De zaken floreerden totdat de intifada in 2000 uitbrak. Padico bouwde ook vijfsterrenhotels, omdat buitenlandse gasten daar behoefte aan hadden. Het kapitaal dat in 1993 werd geïnvesteerd, verzesvoudigde – ondanks de intifada en de economische recessie.
Hulileh heeft allerlei nieuwe plannen. Nu nemen de Palestijnen nog elektriciteit af van Israël, maar Jeruzalem heeft laten weten daar in de toekomst niet meer voor te kunnen zorgen. Voor de bouw van een elektriciteitscentrale bij Qalqilya, die 400 megawatt gaat leveren aan het noorden van de Westoever, is 300 miljoen euro nodig. Padico investeert 120 miljoen euro. Het kostte Hulileh moeite de Palestijnse banken over te halen om de overige 180 miljoen euro toe te zeggen. De Palestijnse Autoriteit is verantwoordelijk voor de aanleg van een elektriciteitsnet dat van het noorden naar het zuiden gaat lopen.
Politiek akkoord
Van de 600 miljoen kubieke meter water die er jaarlijks te verdelen valt, is volgens de Padicodirecteur slechts 120 miljoen kubieke meter voor de Palestijnen bestemd. De rest gaat naar Israël.
Hij gaat er niet van uit dat er voor de Palestijnen op korte termijn meer water beschikbaar zal komen. Zijn bedrijf is echter wel begonnen met het investeren in rioolwaterzuiveringsinstallaties. In de Gazastrook, waar het grondwater brak is, zijn er plannen voor de bouw van een watercentrale met hulp van Frankrijk.
Ook wordt er gepraat over de bouw van Rawabi, een compleet nieuwe Palestijnse stad tussen Ramallah en Nablus. De bouw moet werk bieden aan duizenden werkloze Palestijnen en de nodige woningen opleveren. Het woningtekort onder de Palestijnen, dat jaarlijks oploopt, bedraagt 60.000 eenheden. Qatar en Saudi-Arabië zijn bereid geld in het project te stoppen. „Rawabi wordt een stad voor werkenden, compleet met industrieterreinen, dienstverlening en kantoren. Het is een speciaal project, dat we moeten steunen.”
De mogelijkheden voor een politiek akkoord met Israël zijn volgens Hulileh aanwezig, maar het probleem is volgens de Padicodirecteur dat er in Israël geen leider is die zegt: Dit is de oplossing die we moeten hebben. Het aantal Israëliërs dat zich heeft gevestigd aan de andere kant van de groene lijn wordt steeds groter en daardoor wordt een scheiding in twee staten steeds moeilijker.
Volgens Hulileh blijft een politieke oplossing geboden. „Iemand kan zijn best doen en investeren, maar ten slotte is daar die kleine militaire wegversperring. En een politiek conflict op welk moment dan ook kan alle vooruitgang teniet kan doen.”