Opinie

Nietzsche

Dr. Prosman meent dat Nietzsche de eerste nihilist was en het nihilisme als ideaal nastreefde (RD 30-9). Hoe kan Nietzsche dan zeggen dat het nihilisme de onheilspellendste gast is die voor de deur van onze beschaving staat?

2 October 2009 19:23Gewijzigd op 14 November 2020 08:48

De uitleg van Prosman is op grond van enkele uitspraken van Nietzsche te verdedigen. Maar wie aandacht geeft aan passages waarin Nietzsche zijn eenzijdige zienswijze tegenspreekt, komt tot een andere conclusie.Nietzsche heeft gezegd dat de westerse mens zijn God gedood heeft en aan de schuld daarvan ten onder zal gaan, omdat het ontbreekt aan rechtvaardigen. Van dergelijke rechtvaardigen verwacht hij wel verlossing. Daarbij beroept hij zich op het Oude Testament, waarin hij de maatstaven voor het verschil tussen groot en klein aantreft.

Ondanks zijn misplaatste kritiek op het Nieuwe Testament is Nietzsche uitgesproken positief over het Oude Testament, dat hij het boek van de goddelijke gerechtigheid noemt.

De eenzijdige exegese van het Nieuwe Testament van Nietzsche is gevaarlijk, maar is beslist geen propaganda voor het nihilisme. Dr. Prosman doet het voorkomen alsof de moderne, autonome, godloze mens aan het ideaal van Nietzsche beantwoordt. Dat is volstrekt onjuist. Nietzsche keert zich niet alleen tegen het idealisme, waartoe hij het christelijk platonisme rekende, maar ook tegen het darwinisme. Ook daarin zag hij een nihilistische tendens.

Ondanks zijn eenzijdigheden heeft Nietzsche de eerbied voor de Bijbel bijzonder hoog aan­geslagen.

Ik deel de vernietigende kritiek van Nietzsche op het nihilistische darwinisme. De schepping heeft immers een goddelijk doel, terwijl de evolutie elk doel in het leven ontkent.

Dr. L. Engelfriet
Bennekom


Laat de kostelijke dure ruimte van de krant niet volgeschreven worden met de mening van onze hoofdredacteur, die waarschijnlijk niet anders weet te schrijven dan onzin over de stropdas (RD 25-9).

Erg jammer dat iemand die een dergelijke functie heeft zijn tijd gebruikt voor zulke waardeloze verhaaltjes. Het zou onze hoofdredacteur beter staan iets anders in de krant te plaatsen, gezien de zeer ernstige tijd waarin wij leven.

Met de kleding in de kerk is het treurig gesteld, dat weet de hoofdredacteur ook wel. Het verschil tussen het winkel­centrum en de kerk wordt niet meer gezien als het over kleding (stropdas) gaat. Wie voelt nog dat we in de kerk in de werkplaats van de Heilige Geest zijn? Zou onze kleding daarop niet afgestemd moeten zijn? Laten we proberen ook daarin als ouderen een voorbeeld te zijn.

Overbodig te zeggen dat ik het niet eens ben met onze gewaardeerde hoofdredacteur.

M. C. Matze-Kloote
Krimpen a/d IJssel


Met ongeloof heb ik het artikel van dr. Emiel Elferink (RD 28-9) gelezen waarin hij pleit voor het opnieuw invoeren van dierlijke voedingscomponenten in diervoeder. Het geheel getuigt van groot onverstand over hoe de spijsvertering van dieren in elkaar zit.

Een koe, schaap of varken is van nature ingesteld op het verteren van plantaardige voedingsstoffen. Het gebruik van diermeel in diervoeder gaat volledig in tegen de scheppingsaard en is destijds voortgekomen uit de behoefte om dieren sneller vet te kunnen mesten. Diermeel is namelijk een heel efficiënte eiwitbron, waardoor met name koeien snel spiermassa aanmaken en dus eerder slachtrijp zijn.

Aan de basis van al het onnatuurlijke (kracht)voer ligt louter en alleen een economische motivatie. Dit streven naar winstmaximalisatie in de voedselketen zal ons, vrees ik, zwaar opbreken.

Bijeffect van deze handelwijze is dat de spijsvertering van landbouwhuisdieren verstoord wordt, waardoor ze veel geneesmiddelen nodig hebben om enigszins gezond geslacht te kunnen worden.

Wie als christen een bijdrage aan een beter milieu wil leveren, begint met het respecteren van de schepping en kiest vervolgens voedingsmiddelen met een lage impact op het milieu.

Wanneer je vlees wilt eten, kies je voor vlees van dieren die zijn gehouden en gevoerd met respect voor hun aard, zoals bijvoorbeeld biologische koeien.

Maarten Molenaar
Veenendaal


Ik wil reageren op het artikel waarin J. Mastenbroek zijn mening geeft over de psalm­berijming van Datheen en die van 1773 (RD 28-9).

Mastenbroek stelt dat de berijming van Datheen „het hart van Gods volk raakte.” Zo’n formulering roept meteen veel vragen bij mij op. Waren kinderen Gods die zich in die tijd niet zo door deze berijming aangesproken voelden dan minder godvruchtig?

Ik denk bijvoorbeeld aan meer ontwikkelde gemeenteleden, die zich misschien meer thuis voelden bij de meer geletterde berijming van Marnix van Sint Aldegonde.

En gelovigen in deze tijd: als zij zich meer aangesproken en gesticht weten door 1773 in plaats van door Datheen, kunnen zij dan wel tot Gods ware volk gerekend worden? Als ik het zo lees, dan lijkt het wel een vrucht van het nieuwe leven om de berijming van Datheen toe te vallen. Ik ervaar deze opmerking dan ook als suggestief.

Ik denk dat het beter is om te stellen dat de berijming van Datheen het hart van het gewone volk raakte. De eenvoudige kerkgangers dus, wat de meeste hervormden in die tijd waren. Zo stelde dr. Jan Luth het tenminste in zijn lezing op de Psalmendag in Elburg op 19 september. Een deskundige lezing, waarin tevens veel misverstanden en mythevorming weggenomen werden.

Ik vind dat we de historie geen geweld aan moeten doen door zomaar van alles te gaan ‘inlezen’ of te gaan inkleuren, terwijl dat feitelijk nooit zo is geweest. Ik vind het geen goede zaak dat Datheen en 1773 in dit opzicht tegen elkaar uitgespeeld worden. Want als het over stichtelijkheid gaat, heeft ook 1773 veel moois te bieden.

Concluderend wil ik graag pleiten voor een genuanceerd oordeel over de berijming van 1773.

Kees Post
Urk

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer