Dat zeggen de onderzoekers S. Miedema van de Vrije Universiteit en A. B. Dijkstra van de Rijksuniversiteit Groningen in hun onderzoek naar „dragers en vragers van confessioneel basisonderwijs”, dat vrijdag wordt gepresenteerd.

Ze komen tot de conclusie dat niet-christelijke ouders hun kinderen vaak naar een christelijke basisschool sturen. De overdracht van bijbelkennis en christelijke normen worden door hen hoog aangeslagen. Er wordt zelfs veel waarde gehecht aan het lezen uit de Bijbel en het bidden in de klas. Ook het voorleven van christelijke waarden door de leerkrachten wordt belang geacht.

Onkerkelijke ouders hechten minder aan het benadrukken van verschillen tussen godsdiensten, zo ondervonden de wetenschappers. Leerkrachten blijken meer accent te leggen op de ’eigen’ godsdienst. Dit laatste „exclusieve” denken wordt volgens het onderzoek meer gevonden op reformatorische scholen dan binnen het gereformeerd onderwijs.

Het confessioneel onderwijs is niet langer klassiek verzuild, stellen Dijkstra en Miedema. De kerkelijke gezindte van ouders komt zeven van de tien keer overeen met de richting van de school. In het gereformeerd en reformatorisch onderwijs is die overeenkomst het grootst.

Zijn de christelijke scholen niet te veel gericht op de samenhang van de eigen groep en de overdracht van de groepswaarden? vragen de onderzoekers zich af. Wordt de sociaal-culturele verdeeldheid niet aangewakkerd? Ook de ’nieuwe’ bijzonder-confessionele scholen, zoals islamscholen, worden immers vaak als integratiebelemmerend gezien, zeggen zij.