Krapte bij predikanten knaagt nog steeds
Zo’n 150 predikanten uit de Protestantse Kerk in Nederland luidden enkele jaren geleden de noodklok over de opbouw van hun traktement. De kerk kwam hen tegemoet, waardoor hun inkomen tot 2010 extra stijgt. De krapte knaagt echter nog steeds. In de kerkelijke hulpverlening aan predikanten komen geldproblemen zeker tientallen keren per jaar ter sprake.
„Ik geloof dat u een wat rooskleurige kijk op de predikantstraktementen in de PKN heeft”, merkt een forumbezoeker half september een tikkeltje ironisch op tegen iemand die schrijft dat het inkomen van een predikant niet hoger zou moeten zijn dan zeven keer het minimuminkomen. „Om zeven keer het minimumloon te verdienen, zal hij in de loterij moeten gaan meedoen.”Het lijkt alsof een predikant goed verdient, zegt ds. R. J. Perk uit Nijverdal. „Maar wat hij netto overhoudt, staat niet in verhouding tot opleidingsniveau, gemaakte uren en de verantwoordelijkheid die hij draagt.” De predikant was in 2006 een van de initiatiefnemers van een zogeheten signaalbrief aan het moderamen van de PKN. In de brief uitte een groot aantal predikanten hun zorg over de ontwikkeling van hun traktement. Doordat de ziektekostenvergoeding wegviel, gingen zij er per maand „een flink bedrag op achteruit”, aldus ds. Perk.
Gesprekken met de kerk volgden, waarna het traktement stapsgewijs met enkele procenten per keer omhoogging. Volgens de predikant uit Nijverdal leidden deze maatregelen tot een structurele verbetering. Krapte is er –in meer of mindere mate– echter nog steeds in de pastorie.
Predikanten zonder een buitenshuis werkende vrouw hebben meer moeite om hun gezin goed te onderhouden, stelt ds. Perk onomwonden. „Maar we verhongeren niet”, relativeert hij tegelijk. De pastor ziet dat vooral oudere predikanten met studerende kinderen het niet breed hebben. Ook een studieschuld kan zwaar wegen.
„Je wilt toch mensen in de pastorie ontvangen en je studieboeken goed houden. Sommigen preken veel buiten de deur, maar niet iedereen heeft die mogelijkheid.”
Praten over salariëring noemt ds. Perk een „delicate kwestie” en een dubbel verhaal. Niet alleen vanwege „de principiële kant” van de zaak. Ook „omdat je weet dat kleine gemeenten het traktement bijeenbrengen met veel liefde en inspanningen. Tegelijk zitten predikanten qua salaris aan de onderkant van wat academisch geschoolden betaald krijgen.”
Het lijkt de predikant echter terecht en aannemelijk dat tekorten iets minder nijpen, nu de schaduw van de economische crisis over het land valt en een grotere groep mensen minder gemakkelijk rond kan komen.
Kasteel
In de Protestantse Kerk in Nederland ontvangt een voorganger zijn salaris uit twee kassen. De plaatselijke gemeente betaalt het basistraktement, de landelijke kas voorziet in de periodieken en het vakantiegeld. De predikant is zelfstandig ondernemer en draagt dus zelf een deel van zijn inkomen af aan de belasting. Ook het huurbedrag voor het bewonen van de pastorie gaat van zijn inkomen af. Of dat voordelig is, hangt volgens ds. Perk af van de pastorie. „Gaat het om een rijtjeshuis of een kasteel? Dat maakt uit voor de fiscale bijtelling.”
Betaalt de kerk slecht? Nee, antwoordt ds. G. P. van Dam, predikant voor de werkbegeleiding van predikanten in de PKN. Het woord armoede zou hij niet snel in de mond willen nemen. Slechts enkele keren per jaar bereikt hem een bericht van iemand die door financiële problemen bijvoorbeeld zijn kranten- of tijdschriftenabonnement moet opzeggen. Een groter aantal –„zeker tientallen”– heeft volgens hem „last van krapte.” Doorgaans predikanten die alleen wonen of een deeltijdbaan hebben. Ook onder kerkelijk werkers komt krapte voor.
Geldproblemen worden scherper ervaren als het werk in de gemeente niet lekker loopt, stelt ds. Van Dam vast. Ze komen meestal pas aan het licht in gesprekken over bijvoorbeeld een conflict met de kerkenraad. In een gespannen situatie wringt het dat de pastorie zodanig is ingericht dat een predikant daar liever geen bezoekers ontvangt of dat hij zich bepaalde kleding niet kan permitteren.
Kilo kaas
„Deze dingen, die met het functioneren te maken hebben, kunnen een neerwaartse spiraal veroorzaken”, is de ervaring van de hulpverlener. „In strikte zin mag je zeggen dat je als predikant je plezier haalt uit de omgang met scholieren of het contact met ouderen. Pas als die voldoening verdwijnt, gaat de krapte knagen.”
Van belang is verder of hij waardering proeft voor wat hij doet. „Ook voor het feit dat de gemiddelde predikant meer uren werkt dan waarvoor hij is aangesteld.”
Ds. Van Dam begeleidt hulpvragers, waarbij ook geldproblemen ter sprake komen. Soms helpt hij de predikant of kerkelijk werker in diens onderhandeling met een kerkenraad over de uitbreiding van het aantal werkuren, zodat de betrokkene loon naar werken krijgt. Ook verwijst hij door naar de Bond van Nederlandse Predikanten of het steunpunt individuele hulpverlening. „Uit angst voor rolvermenging klopt een voorganger nu eenmaal niet snel bij zijn eigen diaconie aan.”
Drs. P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk, heeft geen aanwijzingen dat het aantal predikanten in geldnood toeneemt, maar denkt wel dat er „een zeker knelpunt” zit. Zijn ideeën hierover baseert hij op „losse signalen” die hij krijgt. „Vorige week nog hoorde ik van een predikant die forse financiële problemen heeft. Ik weet dat er predikanten zijn voor wie de eigen bijdrage van 70 euro voor de tweedaagse contio van de Gereformeerde Bond op Hydepark te hoog is. Sommigen zouden graag langer dan één dag komen, maar dat kan niet van het gezinsbudget af.”
Voor kleine gemeenten wordt het lastiger om een volledige predikantsplaats te betalen, geeft ook Vergunst aan. Verder noemt hij het kostwinnersmodel als mogelijke oorzaak van financiële krapte. „Er wordt vrij snel van uitgegaan dat de domineesvrouw een betaalde parttimebaan heeft, terwijl gemeenten tegelijk verwachten dat ze gastvrouw is, koffie schenkt en op kraambezoek gaat.”
De algemeen secretaris werd eens opgebeld door de vader van een predikant die hem op het hart bond het telefoongesprek voor zijn zoon geheim te houden. De predikant woont in een „kast” van een pastorie, wat een hoge aanslag en hoge stookkosten tot gevolg heeft. Vergunst: „De vader vertelde me: „Als wij naar onze kinderen gaan, hebben we nooit een bloemetje bij ons. Wel een pak koffie of een kilo kaas.””
„We moesten keihard snijden in onze uitgaven”
Als het stof van de verhuizing gedaald is, blijkt de verhouding tussen inkomsten en uitgaven absoluut niet te kloppen. Een anonieme predikantsvrouw beschrijft per e-mail hoe zij in de pastorie ieder dubbeltje omdraait.
„Mijn man is op latere leeftijd theologie gaan studeren. Tijdens zijn studie zag ik het als een sport om van weinig geld rond te komen, om hem zo veel mogelijk de tijd te geven om te studeren. We probeerden zo te leven dat de kinderen er financieel niet veel van merkten. Tijdens de laatste maanden van de studie hadden we een redelijk inkomen. Het was te vergelijken met een traktement na veertien dienstjaren.
Wij begonnen niet samen in de pastorie, maar brachten ons gezin mee, voor deze tijd een behoorlijk groot gezin. Op het moment van de bevestiging waren de financiële consequenties niet te overzien. We werden niet als een beginner ingeschaald, kregen een paar periodieken, zodat het redelijk leek te gaan.
Omdat het brutotraktement per maand bijgeschreven wordt, lijkt het ook heel wat. Maar schijn bedriegt. Er moet een zeer fors bedrag apart gezet worden voor de belasting. Met name de WOZ-waarde van de pastorie zorgde voor een flinke aderlating. Immers, hoe hoger de WOZ-waarde, hoe meer belasting je mag betalen. Kleine dorpen hebben grote pastorieën.
De volgende tegenvaller was de hoge energierekening. Deze bleek twee keer zo hoog als in ons vorige huis. De reiskosten voor de scholen van de kinderen werden op z’n minst verdubbeld. Het aantal privékilometers werd ook veel hoger dan we gewend waren. Onze wederzijdse families en vrienden woonden minstens een uur rijden bij ons vandaan.
Nadat het verhuisstof gedaald was, bleek de verhouding tussen inkomsten en uitgaven absoluut niet te kloppen. Er was een gat van honderden euro’s per maand. We waren ongeveer 30 procent in inkomen gedaald.
Wij moesten keihard snijden in onze uitgaven en hopen daardoor geen belastingschuld over te houden. En dan blijkt het verschil tussen samen in de pastorie beginnen of met een gezin.
Tot een bepaalde grens zegden we alles op wat we niet echt nodig hebben. Abonnementen, muziekles, sport. Aankopen hebben we uitgesteld of afgeblazen. Op de dingen die echt noodzakelijk waren, bezuinigden we zo veel mogelijk.
Alle bezuinigingen die we aan het begin van de studie al hadden ingevoerd, scherpten we opnieuw aan. Dat was een lastig proces, want je weet de weggetjes naar de goedkopere winkels nog niet. Waar zou hier de tweedehands winkel zijn? Waar is het vlees goedkoop?
De kinderen zijn nu tien jaar ouder en hebben haarscherp in de gaten wat er aan de hand is. Het is fijn dat we regelmatig groente en andere dingen toegestopt krijgen uit de gemeente. Verder waarderen we het erg dat er mensen uit de gemeente zijn die zich vrijwillig voor ons en de gemeente inzetten. Ook dat zien onze kinderen.
Door er met de kinderen over te praten, hen te wijzen op de dingen die we wel hebben, proberen we voor hen de zaak in balans te houden. We durven hun te laten zien dat we het er zelf ook wel eens moeilijk mee hebben. We benadrukken dat het toch Gods weg is die we gaan. Samen met hen bidden en danken we voor alles wat we wel hebben.
Voor onszelf is het ook niet altijd gemakkelijk. Maar als de weg moeilijker is dan je dacht, betekent dat niet dat je Gods weg niet gaat.
Natuurlijk heeft de situatie invloed op je functioneren. Je voelt je bekeken en niet gewaardeerd. Dat doet iets met je, ook met je geestelijke gezondheid en spankracht. Zorgen om je dagelijkse bestaan leiden af van je kerntaak: het werk in Gods Koninkrijk. Dan ben je voluit mens! Desondanks hebben we mogen ervaren dat de Heere voor ons zorgt. Op een manier die wij zelf niet hadden kunnen voorzien.
Financieel lijkt het wat beter met ons te gaan. We beginnen aan de omstandigheden te wennen. Maar de ontstane krassen en gaten gaan we nog lang voelen.
Openheid over onze financiële situatie naar diverse instanties bracht alleen maar teleurstelling. Men begreep ons niet of wilde ons niet begrijpen. We moesten het doen met opmerkingen over de grootte van ons gezin en het advies om maar te wennen aan deze situatie. Ik voelde een enorm zware druk om weer te gaan werken, mede door opmerkingen die gemaakt zijn. „Uw vrouw moet maar gaan werken, dat hoort zo in deze tijd.”
Binnen de kerkenraad liepen we aan tegen de beperkte mogelijkheden en onkunde. De zorgen bleven voor ons. Over de studieschuld denken we maar niet te veel na. Daar komen we nu nog niet aan toe.
Omdat we als predikantsgezin onafhankelijk willen blijven, leven we liever sober dan dat we behoefte hebben aan extra geld. Dan zijn we vrij ten opzichte van iedereen. Wel zou het fijn zijn wanneer bij het vaststellen van het traktement rekening gehouden werd met het kinderaantal en de persoonlijke situatie.
Gods bedoelingen overstijgen ons leven. Het gaat om Zijn Koninkrijk voor alle mensen. Geld is daaraan ondergeschikt. Zo kunnen we met onze kinderen een vrij en rijk leven leiden.
Kerkenraden zouden veel meer hun kennis kunnen delen en samenwerken met het oog op de mogelijkheden die de wet biedt als het gaat om bijvoorbeeld belasting, energieverbruik en isolatie. Een grote pastorie is heerlijk, maar dan wel aangepast aan de eisen van deze tijd. Het zou fijn zijn als de kerk in dezen regels zou opstellen waar predikanten naar kunnen vragen en kerkenraden zich aan kunnen verbinden.”
Gereformeerde Gemeenten
In de Gereformeerde Gemeenten bepaalt de plaatselijke gemeente hoe hoog het traktement van haar predikant is. Er bestaan weliswaar richtlijnen, opgesteld door het deputaatschap emerituskas, maar deze zijn niet bindend.
Hoe hoog het salaris van een predikant is, hangt af van factoren als de grootte van de gemeente, de leeftijd van de predikant en de gezinssituatie.
Voor iedere 100 gemeenteleden boven de 150 kan het minimumtraktement worden verhoogd met 3 procent van het salaris.
Verder zorgt de gemeente voor de huisvesting van haar predikant. Het gemis aan eigen vermogen –hij heeft immers geen eigen huis- wordt goedgemaakt in het traktement, zodat de predikant kan sparen voor een eigen woning.
Voor het leiden van een dienst in een andere gemeente krijgen voorgangers een vergoeding. Reden waarom het traktement van emeriti lager is dan dat van gemeentepredikanten. De meesten blijven na hun emeritaat preken.
„Predikanten hebben het goed”, concludeert G. H. Verweij, voorzitter van het kerkelijk grootboek en penningmeester van verschillende deputaatschappen in het kerkverband. „De Heere stuurt zijn knechten wanneer Hij wil en waarheen Hij wil. De kerkenraad en de gemeente dragen de verantwoordelijkheid om voor hem te zorgen. Daar kan hij op terugvallen.”
Christelijke Gereformeerde Kerken
In de traktementenbrief die ieder jaar naar alle kerkenraden in de Christelijke Gereformeerde Kerken gaat, geeft het deputaatschap financiële zaken advies met betrekking tot het traktement van de gemeentepredikanten. De plaatselijke gemeente betaalt het traktement en de bijkomende emolumenten en voorziet in woonruimte.
Het advies van het deputaatschap betreft het minimumtraktement en wordt bepaald door onder meer de grootte van een gemeente.
Van krapte in de pastorie is secretaris J. P. Engelfriet niets bekend. Dit komt volgens hem door de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente in de CGK. Bovendien ligt het niet voor de hand dat predikanten die krap zitten bij het deputaatschap aankloppen. Evenwel kan hij zich voorstellen dat jonge predikanten met kleine of studerende kinderen het niet al te breed hebben.
Engelfriet is er vrij zeker van dat sommige beginnende predikanten meer werk zouden kunnen maken van hun financiële administratie en meer rekening kunnen houden met belastingaanslagen. „Mijn advies zou zijn: gewoon 30 procent van alle inkomsten op een aparte rekening zetten.”