Kerk & religie

De diepe afgrond van het nihilisme

Individualisering, normvervaging, verseksualisering, verslaving, zelfverrijking: velen maken zich er zorgen over. Toch drukken begrippen als deze te weinig uit, zegt dr. A. A. A. Prosman. „We beseffen, ook als kerken, nog altijd onvoldoende wat het inhoudt dat onze cultuur nihilistisch is geworden.”

A. de Heer
30 September 2009 09:20Gewijzigd op 14 November 2020 08:47
WEIMAR – „Onze hele Europese cultuur koerst al sinds lange tijd met een martelende spanning die per decennium groeit af op zoiets als een catastrofe”, aldus Friedrich Nietzsche (1844-1900). Foto: de zieke Nietzsche (1899). Foto Goethe- und Schiller-Archiv
WEIMAR – „Onze hele Europese cultuur koerst al sinds lange tijd met een martelende spanning die per decennium groeit af op zoiets als een catastrofe”, aldus Friedrich Nietzsche (1844-1900). Foto: de zieke Nietzsche (1899). Foto Goethe- und Schiller-Archiv

Op 30 september 1888, vandaag 121 jaar geleden, liet de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche, vader van het nihilisme, zijn „antichristelijke tijdrekening” ingaan. Tweeduizend jaar was de Europese cultuur gestempeld door de platoons-christelijke traditie. Nu stond er iets nieuws voor de deur. Een nieuw tijdperk.En wat dat betekende, „beseffen we, ook als kerken, nog steeds veel te weinig”, zegt dr. Prosman. De predikant van de hervormde gemeente in Hoogeveen promoveerde in 2007 op de dissertatie ”Geloven na Nietzsche” (uitg. Boekencentrum). „Wat je vandaag ziet, is dat veel mensen het gevoel hebben dat er iets gaande is. Maar wat? We zien de symptomen: individualisering, het wegvallen van veilige verbanden als huwelijk en gezin, normvervaging, verseksualisering, verslaving, zelfverrijking. Maar het zijn symptomen; het is niet de ziekte zelf. Het is als met het topje van de ijsberg: wat je ziet, is niet het belangrijkste. Het is zelfs gevaarlijk als je je alleen daarop richt. Wat zit er onder het oppervlak? En daarop antwoordde Nietzsche, als ”arts van de cultuur”: Daaronder bevindt zich het nihilisme.”

Een kanttekening wil dr. Prosman wel plaatsen bij Nietzsches „nieuwe jaartelling” – aanleiding tot het gesprek in zijn studeer­kamer. „Korte tijd later, op 3 januari 1889, stortte hij mentaal volledig in. Je zou dus kunnen zeggen dat zijn antichristelijke tijdrekening het product was van een overspannen geest. Neemt niet weg dat hij er aanschouwelijk door maakte wat hij in zijn boeken bedoeld had te zeggen.”

De predikant bladert wat door zijn proefschrift, citeert dan een van Nietzsches ”Nagelaten fragmenten” (1887-1888):

„Wat ik vertel is de geschiedenis van de volgende twee eeuwen. Ik beschrijf wat komt, wat niet meer anders komen kan: de opkomst van het nihilisme. Die geschiedenis kan nu al verteld worden: want de nood­zakelijkheid zelf is hier aan het werk. Deze toekomst spreekt al uit honderd tekenen, dit noodlot kondigt zich overal aan; voor deze muziek van de toekomst zijn alle oren reeds gespitst. Onze hele Europese cultuur koerst al sinds lange tijd met een martelende spanning die per decennium groeit af op zoiets als een catastrofe: onrustig, met geweld, in razende vaart: als een stroom die naar zijn eindpunt wil, die zich niet meer bezint, die bang is zich te bezinnen.”

„Bang is zich te bezinnen”, herhaalt dr. Prosman. „Is dat niet wat je overal ziet? In de samenleving: we willen, durven misschien ook, niet onder ogen zien wat het ten diepste inhoudt dat onze cultuur nihilistisch is geworden. Wat het betekent dat we, om met Nietzsche te spreken, God hebben gedood. Die afgrond is te diep.

Maar ook in de kerk tref je op dit punt nauwelijks bezinning aan, als we nadenken over evangelisatie bijvoorbeeld. We denken als kerkmensen onze cultuur wel te peilen, omdat we er zelf ook deel van uitmaken. Maar onze cultuur is zonder diepgaande analyse net zo moeilijk te doorgronden als die van een bergvolk in de Himalaya.”

Leven

Wat Nietzsche constateerde én toejuichte, was dat „het leven” zich begon te keren tegen de „hogere waarden” van Griekse oudheid en christendom – waarden die niet aan het leven zelf waren ontleend. Dr. Prosman: „Eeuwenlang had de platoons-christelijke moraal in Europa als een stolp over het leven gestaan. En dat gaat goed zolang het duurt, aldus Nietzsche. Maar op een bepaald moment móést het leven wel in opstand komen, anders zou het verraad plegen aan zichzelf. En daarmee keerde het zich tegen de wortels van de Europese cultuur.”

Maar, ontneem je mensen op die manier niet alle hoop? werpt de predikant dan op. „Nee, zegt Nietzsche, als het leven onder de stolp van het christelijk geloof vandaan gehaald wordt, bloeit het op. Dan pas kan de mens zich ontplooien.”

Zou Nietzsche, als „eerste nihilist”, zijn ogen nog eens even opslaan, dan zou hij de huidige tijd nog altijd typeren als overgangsfase, vermoedt dr. Prosman. „Het échte nihilisme is nog niet doorgedrongen. Er is nog te veel onvrede, frustratie, mede omdat het Grieks-christelijke denken nog steeds niet helemaal verdwenen is uit de samenleving. Maar de geschiedenis gaat verder. Alles komt met noodzaak, was Nietzsches overtuiging. De ontwikkelingen zijn niet tegen te houden. Waarbij hij optimistisch was over de afloop.”

Kunnen we in dit verband denken aan het steeds verder tot ontplooiing komen van de ”mens der zonde”, waarover Paulus schrijft?

„Nietzsches ideaal, einddoel, was de Übermensch, de volledig geëmancipeerde mens, die de touwtjes volstrekt in eigen handen heeft. Hij kan het alleen af, heeft niemand nodig. En God is voor hem de grote concurrent. In die zin vertoont die mens tal van overeenkomsten met de mens der zonde, ja.”

„Waar ik mij zorgen over maak”, zegt hij, „is dat ik mensen nogal eens hoor zeggen dat met Nietzsche de westerse cultuur weliswaar in een nieuwe fase is terechtgekomen, maar ach, er zijn de eeuwen door wel meer nieuwe fasen geweest. Middeleeuwen, Reformatie, Copernicus, verlichting. Ook deze fase, van het nihilisme, zal wel weer een keer worden afgewisseld.

Ik denk, nee; ik ben ervan overtuigd, dat je Nietzsches nihilisme op die manier onderschat. Naar mijn idee is Nietzsche een breekpunt in de Europese cultuur. Met hem is er voorgoed een punt gezet achter het platoons-christelijk tijdperk in Europa. Er heeft een aardverschuiving plaatsgevonden. En langzaam maar zeker beginnen we te zien wat dat inhoudt. Het nihilisme is buitengewoon vitaal, levensbeamend, dyonisisch.

Wat daarbij ook van belang is: Nietzsches nihilisme sluit religie niet uit. Maar dan religie, spiritualiteit, zoals je die vandaag veel aantreft: een religie van het ik, een religie die in ieder geval geen behoefte heeft aan verlossing, maar beleefd wordt als een verrijking van het leven. Daarom kan het christelijk geloof de westerse mens ook niet meer boeien. Er is meer behoefte aan zingeving dan aan verlossing.

Religie mag van Nietzsche blijven. Hij had er ook geen enkele moeite mee als er in zijn nieuwe tijdperk kerken zouden blijven staan. Maar uitsluitend als tekenen, herinneringen aan een voorbije periode.”

Wat is uw advies aan de kerk?

„Daar zou veel over te zeggen zijn. In elk geval: met een naïeve benadering van de huidige cultuur red je het écht niet. Laten we ons eerst eens, aan de hand van Nietzsche, gaan bezinnen op de vraag wat het inhoudt om in een nihilistische cultuur te leven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer