Tekstvoorstel uitzonderingsbepaling AWGB
Het kabinet komt in 2010 met een nieuw voorstel voor een uitzonderingsbepaling in de Algemene wet Gelijke behandeling. Het zal dicht aansluiten bij een advies van de Raad van State hierover.
In mei van dit jaar bracht de Raad een advies uit aan het kabinet over de toekomst van de uitzonderingsbepaling. Daarin deed het hoogste adviesorgaan een tweetal voorstellen voor een nieuwe tekst. Bij een daarvan zal het kabinet nauw aansluiten, zo schrijft minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken in een brief die ze dinsdag naar de Kamer stuurde. Het betreft het alternatief dat zoveel mogelijk aansluit bij de kaderrichtlijn van de Europese Unie tegen discriminatieHet tekstvoorstel dat de Raad van State doet luidt:
„Een verschil in behandeling op grond van eisen die verband houden met godsdienst en levensovertuiging door:
a. instellingen op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag;
b. scholen voor bijzonder onderwijs op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag
vormt geen discriminatie indien deze eisen vanwege de aard van de onderscheiden specifieke beroepsvereisten of de context waarin deze worden uitgeoefend, een wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd beroepsvereiste vormen, gezien de grondslag van de instelling en de houding van goede trouw en loyaliteit die nodig zijn voor de verwezenlijking daarvan.”
Het kabinet vindt het gewenst om in de wetstekst ook nadrukkelijk tot uitdrukking te brengen dat de vrijheid van de instellingen niet zover gaat dat met een beroep op de grondslag „discriminatoire eisen gesteld mogen worden, die op andere specifieke persoonskenmerken zien.”
Daarmee wil de regering voorkomen dat de gewijzigde wetstekst „opnieuw tot onduidelijkheid zou leiden over de reikwijdte van de uitzonderingen voor bijzondere instellingen.” Een mogelijke formulering van deze aanvulling geeft het kabinet niet.
Het kabinet denkt met de nieuwe formulering te voorkomen dat er opnieuw maatschappelijke discussie ontstaat over de uitzonderingsbepaling. De nieuwe tekst zal naar de mening van het kabinet waarborgen dat de huidige balans van grondrechten, waarbij „de belangen van de instelling én van het individu op evenwichtige wijze recht wordt gedaan, niet wordt gewijzigd.”
Het kabinet is niet voornemens om de aparte uitzonderingsbepalingen in de AWGB over kerkgenootschappen en het geestelijke ambt te wijzigen. Omwille van de vrijheid van godsdienst en de scheiding van kerk en staat, wil de overheid geen rol spelen bij het bepalen van criteria voor de benoeming van een geestelijk ambt en de toelating tot een opleiding daartoe.