Bijbeltekst beslissend voor psalmberijming
Bij een psalmberijming is het niet doorslaggevend of deze het hart van Gods volk raakt, maar of de woorden van de Schrift goed worden weergegeven, meent P. Schipaanboord.
In het RD van gisteren las ik een verslag van een bijeenkomst waarop J. Mastenbroek zijn mening geeft over het zingen van gezangen in de kerkdienst. In zijn lezing legt hij uit waarom de berijming van Datheen meer geliefd was dan die van 1773: Datheens berijming „raakte het hart van Gods volk.”Als voorbeeld noemt Mastenbroek de woorden uit Psalm 119:36 in de berijming van Datheen: „Geen meerder goed, Heer, Gij mij geven meugt, dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine’.” In de berijming van 1773 staat inderdaad iets heel anders: „’t Is goed voor mij verdrukt te zijn geweest, opdat ik dus Uw Godd’lijk recht zou leren.”
Het perspectief is geheel anders: Datheen zegt vóórdat er vernedering komt: vernedering is het beste dat ik van God kan krijgen. Vernedering krijgt bij Datheen bijna het karakter van een ideaal, iets waarom gebeden mag worden. De berijming van 1773 kijkt terug op het levenspad en zegt: achteraf zie ik dat die verdrukking goed voor mij geweest is, winst opleverde. Datheen staat vóór de verdrukking en verlangt ernaar, 1773 staat achter de verdrukking en ziet er Gods Vaderhand in.
De vraag kan worden gesteld welke woorden het hart van ”Gods volk” raken. Volgens Mastenbroek zijn dat de woorden van Datheen. Is dat echter wel een goede vraag? Is de ervaring van Gods volk bepalend? Bepalend is welke onberijmde Schriftwoorden aan deze psalmregels ten grondslag liggen. In Psalm 119:71 staat in de Statenvertaling: „Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.”
Het is duidelijk dat de berijming van 1773 in ieder geval op dit punt veel dichter bij de onberijmde tekst is gebleven dan Datheen. Daarom bevreemdt het mij dat de woorden van Datheen het hart van Gods volk meer raakten dan 1773.
Zelfonderzoek
Het lijkt dus zo zijn dat de menselijke interpretatie van Datheen van de relatie tussen ”verdrukking” en het ”goed” dat daar bij hoort méér het hart van Gods volk raakt dan Gods eigen woord! Als een mensenwoord ons hart meer raakt dan een bijna letterlijke tekst uit de Bijbel is dat reden tot zelfonderzoek.
De Bijbel leert ons dat verdrukking niet iets is waarnaar we van tevoren moeten verlangen, maar wat we achteraf als zegen van Gods in ons leven mogen ervaren. Gelukkig is niet de bevinding van Gods volk maatgevend voor het geestelijk leven, maar het Woord. Het is weer bijna hervormingsdag. Luther dichtte: „Das Wort sie sollen lassen stahn, Und kein’n Dank dazu haben.” Geen meerder goed… dan dat het is naar het Woord.
De auteur is lezer te Rilland.