Rechter: Kerk in Melissant delen
De rechtbank van Rotterdam heeft de hersteld hervormde gemeente van Melissant opgedragen het kerkgebouw op zondagen vanaf uiterlijk twaalf uur ter beschikking te stellen aan de hervormde gemeente. Alle andere eisen van de hervormde gemeente, in een door haar aangespannen kort geding tegen de hersteld hervormde gemeente, heeft de rechter afgewezen.
Dat blijkt uit het integrale vonnis dat de rechtbank maandag openbaar heeft gemaakt. Het kort geding was aangespannen door de hervormde gemeente omdat de hersteld hervormde gemeente weigerde mee te werken aan de uitvoering van een door de Commissie van Bijzondere Zorg (cbz) van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) opgelegde definitieve voorziening in 2007. In die voorziening regelt de Protestantse Kerk de verdeling en het gebruik van de kerkelijke goederen. Zo was het kerkgebouw in Melissant in erfpacht gegeven aan de hersteld hervormde gemeente maar wil de hervormde gemeente er eventueel nog wel kerkdiensten kunnen houden.De rechter stelt in zijn vonnis dat alleen de eis van de hervormde gemeente tot medegebruik van het kerkgebouw voldoende spoedeisend is om er in kort geding uitspraak over te kunnen doen. De hervormde gemeente had daarnaast ook een aantal andere eisen ingebracht. Die werden door de rechter afgewezen.
De hervormde gemeente had geëist het kerkgebouw op zondagen vanaf elf uur te mogen gebruiken, maar de rechter heeft dat tijdstip verlegd naar „uiterlijk” twaalf uur. Als de hersteld hervormde gemeente echter op een vroeger tijdstip diensten belegt, moet het kerkgebouw in overleg eerder ter beschikking worden gesteld aan de hervormde gemeente. Verenigingsgebouw De Poort mag door de hervormde gemeente één avond per week „exclusief” worden gebruikt.
In zijn vonnis stelt de rechter het eigendom van de kerkelijke goederen niet ter discussie. Hij verwijst naar de jurisprudentie die in deze zaak reeds is gevormd. In de Verklaring voor rechtsprocedure heeft de Utrechtse rechtbank in maart 2008 uitgesproken dat de hervormde gemeenten in de Protestantse Kerk eigenaar zijn van de kerkelijke goederen van de hervormde gemeenten in de vroegere Nederlandse Hervormde Kerk. Ook speelt het voor de rechter geen rol dat de kerkelijke goederen in Melissant in het verleden zijn ondergebracht in een stichting.
De beoordeling van de vraag of de voorziening, zoals die is getroffen door de cbz, inhoudelijk onaanvaardbaar is, leent zich volgens de rechter niet voor een kort geding. Wel stelt hij in het vonnis dat hij er „vooralsnog niet van overtuigd” is dat de aan de hersteld hervormde gemeente opgelegde verdeling naar „maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is.”
Bovendien noemt hij het spoedeisende karakter van dit onderdeel van de eisen van de hervormde gemeente „niet evident” en stelt hij dat „dit geschilpunt” in een eventuele bodemprocedure dient te worden beslecht.