Kerk & religie

„Geen gezangen in eredienst”

Bevindelijk gereformeerden horen in de eredienst alleen de Psalmen en Enige Gezangen te zingen, geen andere gezangen. Dat stelt J. Mastenbroek, redactielid van het blad Oude Paden.

Van een medewerker
28 September 2009 08:43Gewijzigd op 14 November 2020 08:45
J. Mastenbroek sprak zaterdag in de hervormde kerk van Renswoude op een symposium op de Psalmen, georganiseerd door de redactie van Oude Paden. Foto RD Archief
J. Mastenbroek sprak zaterdag in de hervormde kerk van Renswoude op een symposium op de Psalmen, georganiseerd door de redactie van Oude Paden. Foto RD Archief

Hij sprak zaterdag in de hervormde kerk van Renswoude op een symposium op de Psalmen, georganiseerd door de redactie van Oude Paden. Het kerkhistorisch tijdschrift, een uitgave van De Groot Goudriaan, wil het verleden laten herleven door verhalen uit de kleine kerkgeschiedenis vast te leggen.Mastenbroek gaf aan dat bevindelijk gereformeerden zich altijd sterk hebben afgezet tegen het zingen van gezangen in de eredienst, ook tegen de door hen gewaardeerde gezangen van Van Lodenstein en Groenewegen. Hij betreurt het dat dit binnen de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk soms anders is en vreest voor een hellend vlak: van één gezang in de eredienst naar meer.

Datheen

Mastenbroek vindt de psalmen van Datheen, „een niet onomstreden prediker”, inhoudelijk beter dan de berijming van 1773, die op onderdelen de geest van de Verlichting zou ademen. Hij wees op de naam Opperwezen voor God en op de lofzang van Zacharias, waar staat: „Die met ons lot bewogen”. Mastenbroek kent kerkenraadsleden die dan niet meezingen, omdat ze geloven dat God alleen in Zichzelf bewogen kan zijn. De woorden „met vaste gang het pad der deugd betreden” uit Psalm 1 getuigen volgens hem ook niet van een Bijbelse manier van spreken.

Hert

Datheen was zo geliefd omdat de berijming het hart van Gods volk raakte, aldus Mastenbroek. Als voorbeeld gaf hij de woorden uit Psalm 119: „Geen meerder goed, Heer, Gij mij geven meugt, dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine”. De berijming van 1773 heeft het in Psalm 42 over een hert dat aan de jacht ontkomen is, terwijl Datheen dichtte: „Als een hert gejaagd”.

In Psalm 25 (berijming 1773) staat: „Heer’ ai, maak mij Uwe wegen, door Uw Woord en Geest bekend.” Mastenbroek: „Het lijkt alsof de dichter God voorschrijft hoe Hij het moet doen. Datheen was meer afhankelijk.” Datheen heeft: „Heer! wijs mij toch Uwe wegen, Die Gij wilt dat ik zal gaan.”

Mastenbroek verwees ook naar psalm 17: „Ik zet mijn treden in Uw spoor” (1773), tegenover „Maak mijn voetpaden vast, o God” (Datheen). Hij zei dat de invoering in 1775 meer van het establishment uitging dan van het gewone volk, dat erg aan Datheen gehecht was.

De Psalmen van Datheen worden nog in een aantal (oud) gereformeerde gemeenten (in Nederland) gezongen. In de Gereformeerde Gemeenten gebruiken alleen de gemeenten van Borssele, Kruiningen, Scherpenisse en Sint Annaland Datheen. Slechts in de Oud Gereformeerde Gemeenten wordt buiten Zeeland uit de berijming van Datheen zongen, aldus Mastenbroek, die het jammer vindt dat de meerdere vergaderingen van de Gereformeerde Gemeenten doorgaans niet meer uit Datheen zingen, terwijl dat bij de vereniging in 1907 wel afgesproken was. Hij memoreerde dat de classes Ridderkerk, Rotterdam en Dordrecht de oude psalmberijming weer ingevoerd hebben.

Berijming

Redactielid dr. H. Florijn liet in zijn lezing horen dat Datheen niet de enige was die een schriftgetrouwe psalmberijming gemaakt heeft. Hij noemde de Gentenaar Jan Utenhove, een man die ook het Nieuwe Testament vertaald heeft, maar die de taal van het volk niet sprak en wiens berijming daardoor geen ingang vond.

Florijn was ook lovend over Philips Marnix van Sint Aldegonde. „Uit zijn berijming blijkt dat hij de diepten der ellenden ondervonden heeft, twijfelmoedig was maar toch niet van de genade was afgevallen.”

Concordantie

De berijming van „de grootste calvinistische dichter van de zeventiende eeuw”, Jacobus Revius, heeft hij eveneens hoog staan. „Het werk van Revius overtreft wat bewoordingen betreft de berijming van Datheen” aldus Florijn.

Abraham Trommius, de bekende vervaardiger van de concordantie, heeft zich eveneens aan een psalmberijming gezet. „De kerk zag liever dat hij verder ging met de concordantie. Dat heeft hij gedaan.”

Florijn begrijpt wel waarom de berijming van Datheen het best aansloeg, ook al ging het om een vertaling uit het Frans en was het rijm soms kreupel: de Psalmen raakten het hart van de mensen.

„Het was al de psalmberijmers erom te doen het Woord van God beter toegankelijk te maken en de lof van God hoorbaar te maken”, aldus Florijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer