Dr. A. J. Verbrugh (1916-2003) overleden
Met het overlijden van dr. A. J. Verbrugh verliest de ChristenUnie een breed denker die, hoewel oorspronkelijk niet van gereformeerden huize, geheel verweven was met de ontstaansgeschiedenis van het GPV. Zijn driedelige standaardwerk ”Universeel en Antirevolutionair” (1980-1985), staat bij bijna elk gereformeerd-vrijgemaakt politicus op de boekenplank.
Partijideoloog wilde hij niet graag genoemd worden. Liever partijtheoreticus. „Dat typeert zijn bescheidenheid”, meent het huidige ChristenUnie-kamerlid Slob. Slob groeide als jongen op met het denkwerk van Verbrugh. „Op de plaatselijke GPV-jongerenvereniging werkten we zijn boeken van hoofdstuk tot hoofdstuk door. Dat is voor mij en voor vele anderen enorm vormend geweest. Zulke denkers, die onze beginselen op alle terreinen van het leven toepassen, hadden en hebben we hard nodig.”
Oud-kamerlid Van Middelkoop, die als fractiemedewerker in de jaren ’70 Verbrugh bijstond in diens parlementaire werk, schroomt niet zijn leermeester „de architect van het GPV” te noemen. „Zijn centrale motief was het opkomen voor de eer van God, in leer en leven.” Daarbij stelde hij zich breed op. „Hij sprak altijd over nationaal gereformeerde politiek, over de universeel geldende bijbelse waarden en normen die voor de hele samenleving van belang zijn.”
Aanvankelijk zag het er in het leven van Albertus Johannes Verbrugh niet naar uit dat het deze kant op zou gaan. Op 19 juni 1916 te Den Haag geboren in een liberaal hervormd gezin, maakte hij als 20-jarige jongeman een opmerkelijke verandering door. Een opmerking in een preek van dr. K. Dijk, dat het leven zonder God een woestijn is, raakte hem in het hart. Bart Verbrugh overwoog predikant te worden, maar maakte uiteindelijk toch zijn studie scheikunde af. In 1939 promoveerde hij op dat vak. Na een periode in Nederlands-Indië keerde hij in Nederland terug en sloot hij zich aan bij de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Jarenlang werkte hij in zijn woonplaats Dordrecht aan een hts, eerst als docent, later als adjunct-directeur. In 1971 schoof hij naast Jongeling voor het GPV in de kamerbankjes. Later vormde hij, na een minder goede verkiezingsuitslag, aan het Binnenhof een eenmansfractie.
Een belangrijke gebeurtenis tijdens zijn kamerlidmaatschap was de verdediging van het initiatiefwetsvoorstel inzake abortus provocatus dat hij samen met de SGP’er ds. H. G. Abma had ingediend. Van Middelkoop weet zich die periode nog goed te herinneren. „Hij wilde een alternatief bieden, ook al wist hij dat het politiek gezien kansloos was. Het zal me niet nog een keer gebeuren, zei hij, dat ik in het debat alleen maar ”nee” kan verkopen.”
Verbrugh wees een volstrekt neutrale overheid af. Herhaaldelijk bracht hij als zijn mening naar voren dat een overheid bij bepaalde hoogtepunten in het maatschappelijk en nationale leven, in het publiek God diende te eren. Dat had bijvoorbeeld kunnen gebeuren bij de afronding van de Deltawerken. In eigen kring was deze visie niet geheel onomstreden. Sommige partijgenoten zagen weinig in deze „uiterlijke christianisering.”
Misschien wel door zijn liberale afkomst hield Verbrugh in eigen kring altijd iets onafhankelijks. Zo zag hij geen kwaad in dansen en maakte hij een scherp onderscheid tussen menselijke tradities en bijbelse argumenten.
Vaak hoffelijk en beminnelijk, kon hij voor tegenstanders weerbarstig en voor journalisten en uitgevers lastig zijn. In 1998 door deze krant gevraagd naar zijn mooiste prinsjesdagervaring antwoordde hij dat hij aan een dergelijke terugblik geen enkele behoefte had. „Ik kijk liever vooruit. Met Paulus in Filippensen 3:14 zeg ik: Eén ding doe ik, vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. Zoek dat maar op in de Statenvertaling en plaats het dan in uw courant.”