Binnenland

Onderzoeker TU Delft noemt overloopgebieden onnodig

Er zijn geen goede redenen voor het instellen van zogeheten noodoverloopgebieden. Dat zijn stukken land die bij dreigend hoog water gecontroleerd onder water kunnen worden gezet om de grote rivieren te ontlasten.

Binnenlandredactie
6 February 2003 11:02Gewijzigd op 14 November 2020 00:07

Volgens drs. E. de Boer, onderzoeker bij de Technische Universiteit Delft, is het inrichten van de overloopgebieden „onnuttig en onnodig.” Met zijn standpunt gaat hij lijnrecht in tegen de commissie-Luteijn. Die wees vorig jaar de Ooijpolder, de Rijnstrangen en de Beersche Overlaat als noodoverloopgebieden aan. In die gebieden rond de Rijn en de Maas ontstond daarop onrust. Over een paar maanden zal het kabinet de knoop doorhakken.

In forse bewoordingen haalde De Boer dinsdag het rapport van Luteijn onderuit. De maatregelen die de commissie voorstelt zijn in de optiek van de onderzoeker „mal en bizar.”

Luteijn is veel te somber over de kans op overstromingen, stelt de TU-onderzoeker. De commissie denkt dat Nederland voorbereid moet zijn op een watertoevoer van 18.000 kubieke meter per seconde in de Rijn, een extreem hoge waterstand. De Boer vindt dat cijfer echter een slag in de lucht. „Waar halen ze die 18.000 kubieke meter vandaan? Een bizar getal.” De Boer citeerde Duitse autoriteiten, die stellen dat er hooguit 16.000 kubieke meter water door de Rijn zal stromen.

Het rapport van de commissie-Luteijn bevat een aantal „dwaasheden”, aldus De Boer. „Er is volgens Luteijn een opslagruimte nodig voor 400 miljoen kubieke meter water. Hij realiseerde zich echter dat er nooit zo veel ruimte kan worden gereserveerd, want dan zou er te veel opstand van bewoners in de overloopgebieden komen. Toen heeft hij de opslagruimte op 200 miljoen kubieke meter bepaald. Als je zo makkelijk 200 miljoen kubieke meter kunt laten verdwijnen, waarom laat je de rest dan ook niet weg?”

Een middel in de strijd tegen hoog water is volgens De Boer vooral zogeheten compartimentering, waarbij telkens maar een relatief klein stuk land onder water komt te staan. De Boer: „Dan verdeel je de Betuwe bijvoorbeeld in twee of drie stukken, afgezet met dijken.”

De gemeenten in de overloopregio’s, waaronder Duiven en Ubbergen, zijn fel gekant tegen de plannen van de commissie-Luteijn. Burgemeester H. Zomerdijk van Duiven ziet het rapport van de TU-onderzoeker als een steun in de rug. Zomerdijk hoopt dat het kabinet de noodoverloopgebieden afblaast. „We zijn het meest benauwd dat Den Haag op een achternamiddag een besluit voor het instellen van noodoverloopgebieden neemt.”

De burgemeester ziet meer in andere maatregelen tegen extreem hoog water. „Ik denk aan ruimtemaatregelen binnen het rivierensysteem, zoals dijkverlegging, dijkverzwaring en het aanpassen van uiterwaarden.”

Burgemeester P. Wilbers van Ubbergen wijst erop dat het instellen van overloopgebieden bij de burgers veel emoties oproept. „In 1995 werden we geconfronteerd met zeer hoog water. Toen zijn de dijken verzwaard. Burgers moeten er niet aan denken dat hun omgeving onder water wordt gezet.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer