VN stellen hervorming WTO voor
De ontwikkelingslanden zullen nooit de spiraal van armoede en onderontwikkeling doorbreken als de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) niet aangepast worden.
Dat is de boodschap van een spraakmakend rapport dat het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) onlangs presenteerde. Het 341 pagina’s tellende stuk is gebaseerd op drie jaar onderzoek en bevat concrete aanbevelingen voor een nieuwe WTO.
Vier nieuwe principes moeten in het grondvest van de Wereldhandelsorganisatie worden opgenomen, stelt het rapport ”Making Global Trade Work for People”. Handel moet beschouwd worden als een middel en niet als doel op zich; internationale handelsregels en -normen moeten geografische diversiteit toelaten; landen moeten het recht krijgen hun instellingen en prioriteiten te beschermen; geen enkel land mag een voorkeursbehandelingen krijgen bij de WTO.
„Economische integratie in de wereldeconomie is het resultaat van een succesvolle economische groei en ontwikkeling, en geen voorwaarde ervoor,” zegt Kamal Malhotra, de hoofdauteur van het rapport. India en China, landen die vaak aangehaald worden als voorbeelden van wat vrijhandel teweeg kan brengen, hadden al tien jaar voordat de economische groei inzette hun economieën hervormd.
Zelfs nu, benadrukt het rapport, blijven de handelsrestricties van de twee landen bij de hoogste in de wereld. „We zijn niet tegen vrijhandel”, zegt Mark Malloch Brown van het UNDP. „Er is geen belangrijker motor voor ontwikkeling dan handel, maar de ontwikkelingslanden profiteren er te weinig van.”
Het rapport bevat nog enkele andere casestudy’s. Sinds de jaren tachtig vaart Vietnam een eigenzinnige economische koers, met stapsgewijze hervormingen. Staatshandel, importmonopolies, kwantitatieve restricties en hoge importtarieven voor landbouw- en industriële producten bleven overeind en Vietnam trad niet toe tot de Wereldhandelorganisatie.
De Vietnamese economie is toch succesvol gebleken, met groeicijfers tot meer dan 8 procent. Haïti daarentegen heeft in 1994 en 1995 op advies van de Wereldbank een handelsliberalisering doorgevoerd, waarbij de importtarieven en alle quota sneuvelden. De Haïtiaanse economie staat werkelijk nergens en de sociale barometer staat op onweer.
Een van de redenen waarom vrijhandel niet werkt voor alle ontwikkelingslanden is dat de lage-inkomenslanden weinig gewicht in de schaal kunnen leggen bij de concrete uitwerking ervan. Bij de onderhandelingen kunnen ze de rijke landen niet dreigen. Daarom stelt het rapport voor een ”collectieve actieclausule” in te bouwen bij de WTO.
Een andere reden is de onevenwichtige verdeling van de vrijhandel in de landbouw. Landbouwproducten gaan minder makkelijk de landsgrenzen over dan industriële producten, en dat is een zware handicap voor een sector waarin meer dan 70 procent van de actieve bevolking in ontwikkelingslanden actief is.
Volgens het UNDP-rapport daalden de importtarieven op industriegoederen van 40 procent in 1945 naar 4 procent in 1995. Maar de importtarieven in de landbouw schommelen nog steeds rond de 62 procent. Voor producten waar ontwikkelingslanden aan kunnen verdienen (bijvoorbeeld suiker, rijst en zuivel) hanteren de rijke landen tarieven van 350 tot 900 procent, waardoor winst zo goed als onmogelijk wordt.
Intussen hebben de ontwikkelingslanden wel hun barrières geslecht volgens de eisen van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds. De Mexicaanse landbouw heeft volgens het rapport zwaar te lijden onder de import van graan uit de VS en de Afrikaanse markt wordt overspoeld door Europees rundvlees, zegt Murray Gibbs van het Asia Trade Initiative van het UNDP. „We moeten ervoor zorgen dat de landbouwsubsidies en de tariefdiscriminatie verdwijnen en we moeten iets doen aan het antidumpingakkoord van de WTO, dat wereldwijd misbruikt wordt.”
Ondanks de duidelijke aanbevelingen is er geen eenvoudige oplossing, zegt het UNDP. Het voorbeeld van Noorwegen, dat alle barrières afschafte voor de minst ontwikkelde landen, toont dat aan, aldus Malloch Brown. Noorwegen voert nog steeds weinig in uit die landen; dat heeft te maken met marktverschillen in Afrika en Scandinavië, taalproblemen en de verslechterende infrastructuur in Afrika. „Handel zonder verbintenissen om de infrastructuur op te bouwen, zal het Zuiden met een kluitje in het riet sturen.”
Het is afwachten of de Wereldhandelsorganisatie zich de les zal laten lezen door de Verenigde Naties. De WTO was beleefd uitgenodigd bij de aanbieding van het rapport, maar sloeg de invitatie af. „Ik heb wakker gelegen vanwege dat wat de Wereldhandelsorganisatie zegt in dit rapport”, bekent Brown. „Als internationale organisatie moet je ervoor oppassen dat je een andere internationale organisatie niet ondermijnt.”
Ali S. Mchumo, een vice-directeur-generaal van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap, bekijkt het zo: „Als het UNDP er niet in slaagt de WTO-regels te veranderen, dan zullen we in ieder geval de mogelijkheid hebben onze onderdrukkers met de vinger aan te wijzen.”
Het rapport is gebaseerd op een onderzoek dat werd opgestart na de desastreuze WTO-vergadering in Seattle in 1999. Er werd aan gewerkt door experts van regeringen, universiteiten en non-gouvernementele organisaties samen met de Rockefeller Brothers Fund, the Rockefeller Foundation, de Ford Foundation, de Heinrich Boll Foundation en het Wallace Global Fund.