„Als er iets onkruid verdelgend is, dan is dat het bloed van de Heere Jezus Christus. Zijn bloed tast het onkruid tot in de wortel aan”, zei ds. D. C. Flapper ’s morgens. De predikant van de vrije oud gereformeerde gemeente in Oldebroek sprak over Jeremia 31:12b. Hij zei dat de Heere de ziel van een mens vergelijkt met een hof, een tuin. Na de zondeval is die hof een grote wildernis geworden met doornen en distels. „Wie iets gezien heeft van de ernst van de zonde probeert eerst in eigen kracht de doornen en distels uit te roeien, maar dat helpt niet. Met maaien wordt de kwaal erger. Iedere boer weet dat distels maaien hetzelfde is als distels zaaien. Zo kunnen we ook de zonde niet uitroeien. We willen dat zelfs niet eens.” Als de Heere de weg ontsluit, zei ds. Flapper, en zegt dat er een Fontein geopend wordt tegen de zonde, wordt het anders.Ds. A. den Hartog, hersteld hervormd predikant in Kesteren, mediteerde over Jesaja 50:10, waar het gaat over een kind van God dat in duisternis wandelt. „Er is geen ongelukkiger volk dan dat volk dat in het duister leeft. Er is het een en ander gebeurd in het leven, maar het is allemaal zo ver weg. Dan vraagt het zich af of het waar geweest is. Met die vraag komt het bij God.” Maar zo donker als het vroeger was, wordt het niet meer. „Al zien ze de Zon der Gerechtigheid niet, ze zien misschien wel de Morgenster opkomen. Daarvan hebben ze net genoeg licht om hun eigen ongerechtigheden te zien. In het duister moeten ze vertrouwen op de Naam van de Heere.”

’s Middags sprak ds. H. Zweistra, hersteld hervormd predikant in Elspeet, over 2 Koningen 4:38-41. Hij zei dat een mens net zoals de graankorrels verbrijzeld moet worden. Op een vraag of de paus de antichrist is, antwoordde hij dat de paus een van de gestalten van de antichrist is.

Ds. J. Veenendaal, predikant van de gereformeerde gemeente in Zwijndrecht, sprak ook over Jesaja 50:10. Mensen die in donkerheid leven, moeten naar hun binnenkamer gaan om te bidden en hun zonden te belijden, raadde hij aan. „Ze moeten eerst naar beneden, naar zichzelf kijken om onder God te komen en omhoog te kunnen kijken.”