Gesprekken met God
Het boek bereikte de top van de New York Times bestsellerlijst, in Nederland staat het sinds maanden in de toptienen van de christelijke boekhandel, en het ging in menige koffer mee op vakantie: ”De uitnodiging” van W. Paul Young. De een vergelijkt het met Bunyans ”Christenreis”, de ander vindt het hoogst gevaarlijke lectuur.
Dogmatiek is niet belangrijk, theologische spitsvondigheden maken het leven alleen maar moeilijk, kerkelijke leerstukken hebben niets met de echte werkelijkheid te maken. Het gaat om de levende omgang met God, de God Die anders is dan al onze beelden en constructies. Dat is in het kort de boodschap van W. Paul Young (of William P. Young, afhankelijk van de uitgave die je in handen hebt). Komt het daardoor dat zijn merkwaardige allegorie ”De uitnodiging” wereldwijd bij miljoenen over de toonbank gaat?Het verhaal gaat over een man die een grote ramp moet verwerken: zijn dochtertje is ontvoerd, misbruikt en vermoord, maar zelfs haar lichaam is niet teruggevonden. Hij is boos op God, begrijpt de zin van dit lijden niet en houdt zich nog slechts plichtmatig aan zijn religieuze praktijken. Totdat hij een briefje krijgt: God Zelf roept hem voor een ontmoeting naar de plek waar het allemaal gebeurd is.
Daar ontmoet hij drie personen: een grote Afro-Amerikaanse vrouw, een jonge man in een houthakkershemd, en een „glinsterende” Aziatische vrouw. Personificaties van de goddelijke Drieëenheid. Zij leren hem in allerlei gesprekken en tijdens allerlei activiteiten anders kijken naar alles wat er gebeurd is. Hij ontdekt Gods liefde, ook achter alle schijnbaar zinloze en slechte dingen, en raakt op die manier opnieuw met God verbonden. Aan het eind van het verhaal ontwaakt de hoofdpersoon uit een coma, maar als bewijs dat zijn ervaring wel degelijk echt geweest is, weet hij de plek aan te wijzen waar het lichaam van zijn dochtertje teruggevonden wordt.
Streven naar zekerheid
”De uitnodiging” is een boek waaraan ik veel gemengde gevoelens overhoud. Aan de ene kant: er zijn tal van verrassende inzichten in te vinden. Over macht bijvoorbeeld, over liefde, over schuld, over het probleem van het lijden. Heel scherp analyseert de schrijver de zonde als een streven naar macht en zekerheid, los van God. Vrouwen zoeken hun zekerheid en identiteit in een relatie, mannen in zichzelf: het werk van hun handen, het gevoel van macht, het idee belangrijk gevonden te worden.
De schrijver grossiert in treffende citaten. Bijvoorbeeld, als het gaat over religie, politiek en economie als systemen zegt een van de goddelijke personen: „Deze monsters zijn de gereedschappen die door velen worden gebruikt om hun illusies van veiligheid en controle te ondersteunen. Mensen zijn nu eenmaal huiverig voor onzekerheid, bang voor de toekomst. Deze instituten, deze structuren en ideologieën zijn allemaal een vergeefse poging om een soort gevoel van veiligheid en zekerheid te geven. Maar het is allemaal surrogaat! Systemen geven geen zekerheid, alleen ik kan die geven.”
Dat is allemaal heel waar. Tegelijkertijd is het duidelijk dat hier valse tegenstellingen geschapen worden. Het gaat niet om religie, zegt de schrijver, het gaat om relatie. Niet om plicht, maar om liefde. Maar liefde is niet alleen maar een gevoel, liefde heeft ook te maken met trouw en volharding op momenten dat het gevoel niet aanwezig is. Dat kun je plichtsbesef noemen, of vormendienst, maar een relatie bestaat nu eenmaal niet alleen maar uit gevoel. Zonder een uitwendig raamwerk zal het niet gaan. Waarom dan voortdurend die onterechte tegenstellingen?
Verwarring
Bovendien, ook al verzet de schrijver zich dan tegen alle theologie en dogmatiek, hij houdt er wel degelijk zijn eigen theologie op na. Die komt erop neer dat God Liefde is, dat Hij van alle mensen houdt (ook als ze zondigen), dat pijn en verdriet nu eenmaal bestaan doordat mensen het kwaad hebben omhelsd, maar dat Gods plan veel groter is dan al onze verkeerde keuzes. Wij begrijpen dat plan niet, maar we moeten God vertrouwen: „Jullie keuzes zijn niet sterker dan mijn doel en ik zal elke keuze die je maakt gebruiken voor de uiteindelijke, goede en meest liefdevolle uitkomst.”
Daarmee is ”De uitnodiging”, aan de andere kant, een boek dat veel verwarring zaait, dat uiterst eenzijdig is en op sommige punten zelfs on-Bijbels. Het is goed dat de schrijver schudt aan het beeld dat veel mensen van God hebben, het beeld van een strenge, blanke, oude man. Hij zegt als het ware dat elk beeld, ook zijn eigen beeld van de liefdevolle, zwarte vrouw, slechts menselijk en beperkt is. Niettemin, hij ontkomt er niet aan om wel degelijk uitspraken over Gods Wezen te doen, en daarmee sticht hij toch het nodige onheil.
Laat ik vooropstellen: met een allegorie is op zichzelf niets mis. Denk aan Bunyans ”Christenreis”, denk aan Lewis’ Narniaverhalen. Ook in die boeken komt het soms voor dat God op allegorische wijze wordt beschreven – net als in de Bijbel zelf, waar God soms vergeleken wordt met een leeuw, een beer, een lam enzovoort.
Toch heb ik grote moeite met het beeld van de drie-enige God dat in ”De uitnodiging” naar voren komt: te menselijk, te onvolmaakt, te lollig en te lief. Het is een God Die lunchpakketten klaarmaakt, Die dingen uit Zijn handen laat vallen, Die alles laat afhangen van menselijke keuzes omdat liefde nu eenmaal niet dwingt, maar wacht totdat de ander vrijwillig komt. In de al te knusse, vrijmoedige jongens-onder-elkaar-toon die de schrijver hanteert, valt bovendien geen schroom te proeven, schroom die toch meekomt met het besef van Gods heiligheid.
Godsbeelden
Natuurlijk is het een heel goede en confronterende vraag, de vraag die Young zijn lezers stelt: Wat zou je doen, als Jezus nu, hier, naast je stond en meekeek? Stel je dat eens even concreet voor… Toch kun je jezelf met het antwoord op die vraag ernstig misleiden, omdat het altijd zal samenhangen met het beeld dat je als mens van God hebt. De een ziet slechts een liefhebbende Vader, de ander een strenge Rechter Die controleert of we ons aan alle regels houden, de derde een vage Aanwezigheid Die geruststellend en troostend met ons meekijkt, de vierde (en dat is Young) een geweldige Vriend met Wie je ‘relaxed’ kunt omgaan.
Juist daarom is het zo ontzettend van belang om je eigen Godsbeeld –en we hebben allemaal foute en eenzijdige beelden– te leggen naast de Bijbel. De grote populariteit van Youngs boek valt waarschijnlijk te verklaren vanuit de enorme behoefte aan liefde die ieder mens voelt. „Tijdens het lezen bekroop mij keer op keer de gedachte: Als God echt zo goed zou zijn, wat zou me dat gelukkig maken…”, schrijft een lezer op internet. En, geen misverstand, God ís goed. Dat is helemaal waar.
Toch, als ik zoiets lees, bekruipt me de angst dat projectie hier een grote rol speelt. We willen graag lezen over de god die we ons denken en wensen. Maar God is geen constructie in ons hoofd. Hij komt van buitenaf op ons toe wanneer Hij Zich openbaart in Zijn Woord: de heilige God Die een ontoegankelijk licht bewoont en Die gans anders is dan wij ons kunnen voorstellen, niet alleen liefdevol, maar ook heilig, rechtvaardig, alwetend, almachtig, eeuwig, onbegrijpelijk.
Daarmee worden de raadsels juist níét duidelijk, zoals in de roman van Young. Het leven is dikwijls te moeilijk om te begrijpen. Maar God openbaart Zich in Zijn Woord als betrouwbaar. Daarmee zullen we het moeten doen.
N.a.v. ”De uitnodiging”, door W. Paul Young; vert. Coen Groos; uitg. Kok, Kampen, 2009; ISBN 978 90 435 1550 4; 286 blz.; € 18,95.