„Gereformeerd zijn mag weer”
De Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt lijkt „de synodalen achterna te gaan.” Lijkt, zei prof. dr. A. L. Th. de Bruijne maandag bij de opening van het academisch jaar van de universiteit.
De hoogleraar ethiek en spiritualiteit aan de universiteit aan de Broederweg in Kampen ging in op de zorgen van „een deel van de achterban”, die een koersverlegging inzake Schriftvisie, schepping, homoseksualiteit of de vrouw in het ambt afwijst.De universiteit moet zich „nadrukkelijk in de gereformeerde traditie positioneren” stelt dr. De Bruijne. Want gereformeerd mag weer. „Dichtbij en ver weg zien we een ommekeer van evangelisch naar gereformeerd. In Nederland verzamelt de generatie die zich in Maarten ’t Hart herkent zich in het bejaardentehuis.”
Gereformeerd is dan: „In jouw tijd stel je vast dat er iets scheef groeit of ontbreekt. Je schrikt en valt terug op het Woord.” Dat zegt de Bijbel ook. „Het verbond tussen God en Zijn volk moet steeds vernieuwd worden. En zo is Christus van mij, en toch wil ik Hem zo graag winnen.”
Deze houding is geen aparte stroming in het protestantisme, maar is terug te vinden bij luthersen, roomsen of charismatischen.
„Tegelijk bestaan er christenen, theologen of gemeenschappen die wel ”gereformeerd” heten, maar niet telkens terugvallen op Christus en Zijn Woord. Ze leven bij de waan van de dag. Ze voelen zich veilig bij gangbare meningen. Ze denken dat ze er al zijn. Ze degraderen ”gereformeerd” tot een bijnaam.”
Dr. De Bruijne hanteert het beeld van een familie. „Alle familieleden horen bij elkaar, maar ze vertonen niet allemaal precies dezelfde trekken.”
Overeenkomstige familietrekken vindt hij in een denkmodel, al nuanceert hij het woord ook weer. „We denken geen zaken aan elkaar vast.”
Dat model is volgens hem het „geheim van de gereformeerde theologie. Hoe vaak komen we daarin niet de uitdrukking tegen: we moeten hier wel onderscheiden maar niet scheiden?”
Het is gereformeerd, aldus de Kamper hoogleraar, „om wat de Bijbel leert zo nodig naast elkaar te laten bestaan en niet eigenmachtig knopen door te hakken, naar de ene of de andere kant. Als je er eenmaal op let, herken je het voortdurend.”
Als voorbeelden noemt hij Gods soevereiniteit en menselijke verantwoordelijkheid, vreemdelingschap en rentmeesterschap of kruis en opstanding. „Of de wonderlijke combinatie van een zondeleer die radicaler is dan het ergste pessimisme en tegelijk een verlossingsleer die vrolijker is dan het krachtigste optimisme. Het is geen of, of maar en, en.”
Prof. De Bruijne signaleert een verbrokkeling van „een eigen leef- en denkwereld” sinds de jaren tachtig, waarin de gereformeerde theologie een grote plaats had. „We worden samen steeds minder gereformeerd. Toch kan gereformeerde theologie vandaag niet anders worden beoefend dan als een open gesprek in het brede netwerk van tradities en posities.”
Hij trekt de les dat in dat brede netwerk de gereformeerde overtuiging met haar „Bijbelse diepgang en evenwicht evangelischen kan versterken.”
Laven aan de bronnen
Gereformeerden moeten zichzelf laven aan hun bronnen, stelt prof. De Bruijne, de hand in eigen boezem stekend: „Als docenten lopen we het gevaar om zelf wortelend in de gereformeerde traditie ons met enige gretigheid elders te oriënteren. Maar de meeste gereformeerde jongeren kunnen vandaag niet meer uitleggen wat gereformeerd is en vinden dat ook niet belangrijk.”
Studenten moeten een deel van hun studietijd doorbrengen met de werken van een van de representanten van de gereformeerde traditie, stelt hij voor.
De Kamper docenten kunnen volgens prof. De Bruijne het vertrouwen van de achterban herwinnen door zich toe te leggen op hun kerkordelijke opdrachten: de Schrift uitleggen en de leer verdedigen.
Heikele punten hoeven dan niet weggemoffeld te worden. „Geloofszekerheid ligt in Christus, niet in jezelf of je eigen zekerheid. Als het nodig is, durf je zelfs je zekerheden prijs te geven en te corrigeren. Als dit in onze theologie doordringt, voorkomen we misschien het eindeloos saaie debat tussen absolutisten en relativisten.”