Buitenland

Timorezen willen verzoening door recht

José Serao had een groot, bebloed verband om zijn hoofd toen ik hem tien jaar geleden in het ziekenhuis in Dili aantrof. Een lid van de militie had met een groot hakmes geprobeerd hem te onthoofden, vertelde hij. Met zijn 4-jarige zoontje in zijn armen geklemd liet hij zich hevig bloedend op de grond zakken. Door stil te blijven liggen ontsnapte hij aan de dood. Nu spreekt een groot litteken, dat van zijn afgehakte oor tot aan zijn nek loopt, boekdelen.

Irene Slegt
8 September 2009 09:43Gewijzigd op 14 November 2020 08:37
DILI - Onafhankelijkheidsdag in Oost-Timor. - Foto EPA
DILI - Onafhankelijkheidsdag in Oost-Timor. - Foto EPA

José Serao was een van de overlevenden van het bloedbad in de kerk in Liquica (5 april 1999). Hij heeft met eigen ogen gezien hoe de militie gesteund werd door de Indonesische politie en het leger. Nu is hij een van de woordvoerders van de vereniging van de families van slachtoffers die vorige week met honderden mensen bijeenkwamen in de Timorese hoofdstad Dili. Zij willen dat hun regering hen helpt bij het verkrijgen van gerechtigheid en compensatie. Zij willen verzoening, maar dan door recht, en niet door amnestie.Volgens een raport van de waarheidscommissie, de CAVR, kwamen er in 1999 naar schatting 1200 mensen om. De meeste slachtoffers vielen na de uitslag van het referendum op 30 augustus dat jaar, toen pro-Indonesische milities, gesteund door Indonesische militairen, massaal wraak namen op de bevolking en bijna 80 procent van de Timorese infrastructuur verwoestten.

Onder de slachtoffers waren zeker drie journalisten, onder wie de Nederlander Sander Thoenis, en een tolk die voor een buitenlandse journalist werkte.

Hoewel Oost-Timor sinds 1999 een reeks van waarheidscommissies en gerechtshoven voor de mensenrechten heeft gekend, is er van een daadwerkelijke rechtsvervolging weinig terechtgekomen. Zo heeft een speciaal VN-tribunaal in Dili de Indonesische soldaten Jakob Sarosa en Camilo dos Santos misdaden tegen de mensheid ten laste gelegd, waaronder de moord op Thoenes. Maar de Indonesische overheid weigerde de rechtbank te erkennen en de verdachten uit te leveren. Ook de pogingen van de Nederlandse overheid om hen te verhoren zijn op niets uitgelopen.

Mensenrechtenorganisatie Amnesty International heeft in een onlangs verschenen rapport de Verenigde Naties ertoe opgeroepen een internationaal tribunaal op te zetten. De VN hadden zich in 1999 duidelijk uitgesproken voor de noodzaak van zo’n tribunaal, maar heeft zich de laatste jaren stilgehouden. Ook riepen de VN de regeringen van Indonesië en Oost-Timor ertoe op actief aan dit tribunaal mee te werken en vroegen andere landen dit te ondersteunen.

De Oost-Timorese president José Ramos Horta verklaarde twee weken geleden dat hij de verantwoordelijken voor de dood van de buitenlandse journalisten voor het gerecht wil zien.

De uitspraak van president Ramos Horta staat haaks op zijn opstelling ten aanzien van zijn landgenoten. Vorig jaar heeft hij de gevangenisstraffen van de Timorezen die in Dili vastzaten voor misdaden tegen de mensheid verkort – slechts een van hen zit nog vast. De president wil niet achterom kijken. Hij zegt dat hij in het door oorlog geteisterde land een cultuur van verzoening wil opbouwen.

Maar achter deze morele opstelling gaat meer schuil. De Timorese regering acht het van levensbelang om een goede verstandhouding met Indonesië op te bouwen. Dit is begrijpelijk. Hun veiligheid hangt ervan af.

Voor de meeste Timorezen staat dit soort pragmatisme echter hun rechtsgevoel in de weg. De consequentie is, aldus oppositieleider Borges, dat velen in Timor niet meer het gevoel hebben dat het land geregeerd wordt door wetten. Bovendien ziet men dagelijks hoe overtreders wegkomen met wandaden en hoe zelfs de politie zich schuldig maakt aan grove overtredingen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer