Op zoek naar het refo-DNA
Leden van de postduivenvereniging delen met elkaar een passie voor postduiven. Kinderen van dezelfde ouders delen met elkaar de bloedband, en leden van dezelfde gemeente luisteren naar dezelfde dominees. Een manier die mensen bijeenhoudt zou je, kort door de bocht, „identiteit” kunnen noemen. Bij de postduivenvereniging is de „identiteit” nogal concreet: samen zijn de leden in de weer met postduiven. Daar valt weinig aan te tornen, het is een duidelijk hoofdbestanddeel van de identiteit.
Lastiger ligt het als identiteit niet zo gemakkelijk valt aan te geven. De laatste jaren is er heel wat gediscussieerd over de Nederlandse identiteit. Daarbij werd telkens de vraag opgeworpen wat Nederlanders bindt: de geschiedenis, de taal, de gewoonten? In het klein zou je deze discussie kunnen toepassen op de deelgroep ”refo’s”. Wat bindt hen?Kijken we naar de term, dan mag je verwachten dat het de religieuze wortels zijn. Refo verwijst naar de groep Nederlanders die zich verbonden weet met het erfgoed van de zestiende-eeuwse Reformatie. Vandaar de term refo, het eerste deel van dat woord.
Eigenlijk zou ”nadere-refo” toepasselijker zijn geweest, want die tweede reformatiebeweging uit de zeventiende en de achttiende eeuw –Nadere Reformatie– heeft zo mogelijk nog diepere sporen getrokken in de refo-identiteit. Die link naar de Nadere Reformatie werd wel uitgedrukt in de oudere term ”bevindelijk gereformeerden”. Het bevindelijke, de persoonlijke doorleving van geloof, was immers de speciale inzet van de Nadere Reformatie. ”Bevindelijk gereformeerden” suggereert dan ook dat bevinding datgene is wat de groep samenbindt en gemeenschappelijk heeft.
Welbeschouwd is dat echter een misvatting gebleken: er zijn weinig zaken waarover zo veel onenigheid heerst als precies de vraag naar bevinding. Alleen al de verschillende kerkverbanden die zich elk hebben ingegraven in de eigen verbonds- of verkiezingstheologie zijn daarvan het voldoende bewijs. Theologie en geloofsbeleving zijn kennelijk ongeschikt om de groep die nu refo’s heet samen te binden.
Maar we geven de moed niet op. Ik zou graag iets gemeenschappelijks vinden dat terecht als refo-DNA kan dienen. Misschien moeten we het meer in de culturele hoek zoeken, en refo vooral zien als een culturele aanduiding.
Het werk van de Franse historicus Pierre Nora (1931) heeft in Nederland als voorbeeld gediend voor een nieuw soort geschiedschrijving. Geen geschiedenis van instituties, koningshuizen en veldslagen, maar wél een geschiedenis van de herinnering daaraan. Geen verhaal van Versailles, maar van de beeldvorming van Versailles in het geheugen.
Bij Nora gaat het om het geheugen als een plek vol betekenis, waarmee mensen zich het verleden herinneren. Het geheugen verbindt mensen aan elkaar. Zo kwam hij op een „geschiedenis van de tweede graad” waaraan mensen hun identiteit kunnen ontlenen.
Zo zie ik refo’s niet als leden van een bepaald kerkverband of politieke partij of welke instelling ook. Deze formele benadering past beter bij het ouderwetse denken in zuilen die van bovenaf worden geleid (top-down). Tegenwoordig hebben we het over community’s en netwerken, die niet centraal gestuurd worden, maar zichzelf vormen (bottom-up).
De refocommunity is dan een netwerk van mensen met gedeelde herinneringen. Herinneringen aan school en jeugdclub, aan vakantie en verjaardagsfeest, aan partij- en zendingsdag. Herinneringen ook aan Oranjehuis en Statenvertaling, aan puriteinen en preciezen, aan collectezak en lied.
Jan-Kees Karels
Reageren aan scribent?beeldenstorm@refdag.nl.