Opinie

Cito-toets

4 February 2003 11:43Gewijzigd op 14 November 2020 00:06

Examen afleggen. Zo ervaren de leerlingen van groep acht in het basisonderwijs het maken van de Cito-test. Dinsdag is de driedaagse toets begonnen. Ruim 169.000 scholieren, ofwel bijna 90 procent van de leerlingen in de hoogste klas van de basisschool, doen mee.De toets is geen intelligentietest; hij meet de leerprestaties van de schooljeugd. Hij bekijkt wat de kinderen in acht jaar basisonderwijs aan kennis en vaardigheden hebben opgestoken op het gebied van taal, rekenen en informatieverwerving. Zo kunnen de scholen voor voortgezet onderwijs nagaan of het kennisfundament van hun aanstaande leerlingen voldoende is om een bepaald type onderwijs te volgen.

Op zichzelf is er niets mis mee wanneer aan het eind van acht jaar basisschool bekeken wordt wat leerlingen weten en kunnen. Kritiek daarop is niet terecht. Kinderen zitten immers op school om iets te leren. En dat mag getoetst worden. Als men maar bedenkt dat er meer is te zeggen over de schoolprestaties van kinderen en hun kansen in het vervolgonderwijs.

Behalve dat onderwijskundigen bezwaar maken tegen het eenzijdige karakter van de Cito-toets, hebben zij ook moeite met het feit dat niet alleen kinderen en hun ouders maar ook de inspectie en andere instanties grote waarde hechten aan de Cito-uitslag. Die willen de kwaliteit van het onderwijs meten aan de gemiddelde Cito-scores en scholen daarop afrekenen.

Terecht zeggen leerkrachten dat dit geen recht doet aan de scholen. De toets zegt bijvoorbeeld weinig tot niets over het pedagogisch klimaat op de scholen. En wil een inspecteur nagaan hoe basisscholen hun leerlingen aan het voortgezet onderwijs afleveren, dan zou het verstandiger zijn hun loopbaan in het middelbaar onderwijs te volgen. De uitkomst van een dergelijk onderzoek zou hardere gegevens opleveren dan de Cito-score op grond waarvan een voorspelling wordt gedaan omtrent de kansen in het vervolgonderwijs.

Ouders en leerlingen beseffen te weinig dat de waarde van de Cito-toets betrekkelijk is. Met grote spanning kijken zij uit naar de uitslag. Want de Cito-score lijkt bijna allesbepalend te zijn voor de keuze van het type vervolgonderwijs. Dat idee legt een enorme druk op de leerlingen. Verprutsen zij de toets dan zijn hun kansen verkeken, zo menen ze.

Dat laatste is een misvatting, die overigens onuitroeibaar lijkt te zijn. De

Cito-uitslag is slechts een van de indicatoren op grond waarvan het vervolgonderwijs leerlingen toelaat. Daarnaast is het advies van de basisschooldirecteur en de groepsleerkracht van groot belang.

Feit is wel dat het vervolgonderwijs in het algemeen -en daardoor ook ouders en kinderen- steeds meer afgaat op de Cito-score en het advies van de basisschool er minder toe doet. Dat is opmerkelijk omdat cijfers van het Cito zelf aantonen dat de testuitslag een minder goede voorspeller is dan het advies van de basisschool. Zeven van de tien leerlingen passen in het schooltype waarheen de Cito-score wees. Als het gaat om de adviezen van de basisscholen dan is deze voorspelling bij acht van de tien juist.

Dit verschil hangt onder meer samen met het feit dat de toets een momentopname is. De basisschool heeft inzicht in de prestaties van de leerling gedurende zijn schoolloopbaan. Zij weet ook wat de motivatie en de werkhouding van het kind zijn. Ooit heeft een onderwijskundige de stelling geponeerd: „Meer dan 50 procent van de leerlingen kan het gymnasium halen, als ze maar willen.” Die bewering gaat wel erg ver. Maar er zit een kern van waarheid in. De prestaties van leerlingen hangen in belangrijke mate af van hun bereidheid om door te zetten. Die meet de Cito-test nauwelijks. Enige nuchterheid rond het maken van de

Cito-toetsen is dus niet misplaatst.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer