ChristenUnie kan zich beter opheffen
De ChristenUnie dient de christelijke politiek in Nederland het best door zich op te heffen en zich bij het CDA aan te sluiten, vindt mr. Cor Verkade
. Volgens hem laten de recente ontwikkelingen zien dat er slechts plaats is voor twee christelijke partijen het CDA en de SGP. Meindert Leerling acht in onderstaande reactie de overstap van de CU naar het CDA op principiële gronden onmogelijk. De kiezer heeft gesproken - het is een irritant vaak gehoorde kreet, die alle partijen serieus moeten nemen, behalve de SGP, die immers op grond van Schrift en belijdenis niet de wil van het volk als uitgangspunt neemt. In het bestaan van de CU heeft de kiezer twee keer gesproken, en twee keer zodanig, dat zij zich stevig op haar positie dient te bezinnen. Mijn advies aan de CU is zichzelf zo spoedig mogelijk op te heffen.
Droom en werkelijkheid
De voormalige RPF-leider Van Dijke voorzegde jaren geleden dat een uit de fusie van de RPF en het GPV ontstane partij zou kunnen groeien naar tien tot vijftien zetels. Inmiddels is hij zelf het slachtoffer geworden van de door hem toen gepropageerde fusie: de gefuseerde partij is even groot als de door hem geleide fusiepartner. En door een voorkeursactie van de achterban is de volgorde van het partijbestuur gedwarsboomd, waardoor Van Dijke de Kamer heeft verlaten. Zijn citaat van vroeger klinkt cynisch na. In plaats van een groei naar tien zetels een continue daling, van vijf via vier naar drie zetels.
De kiezer heeft gesproken en des kiezers spraak is te begrijpen: van alle kanten werd binnen de CU in mei 2002 geroepen dat de kiezer strategisch gekozen had. Daarmee werd het verlies als het ware wegverklaard, vergoelijkt en afgedaan als een eenmalige gebeurtenis. Ook klonk er de badinerende toon van linkse partijen die verloren hebben in door: „De kiezer begreep het niet helemaal, maar als we maar doorgaan komt het weer goed.” Ook nu na de verdere daling klinkt het weer: de kiezer heeft strategisch gekozen. Maar nu kan men niet langer bij deze verklaring blijven steken. Blijkbaar heeft deze partij geen hechte achterban en is er een belangrijke reden voor de kiezer om niet de CU maar de grote concurrent, het CDA, te kiezen. Voorlopig is niet te verwachten dat de kiezer niet strategisch hoeft te kiezen om de christelijke politiek een belangwekkende stem in het geluid van Kamer en kabinet te geven. Reden waarom de CU zich niet achter die strategische keuze kan blijven verstoppen en toezien hoe zij langzaam maar zeker wegzakt.
Je vraagt je af wat ex-RPF’ers denken nu het samenwerkingsverband evenveel zetels heeft als zij tot voor kort zelf hadden. Je vraagt je af wat ex-GPV’ers denken nu het samenwerkingsverband niet meer de kwalitatieve uitstraling blijkt te hebben die zij tot voor kort zelf hadden.
Omroep- en partijkeuze
De befaamde uitspraak over de groei naar tien zetels baseerde Van Dijke op grond van de omvang van de verwante omroep, de EO. Deze heeft immers de grootste achterban van alle omroepen. Gemakshalve claimde Van Dijke deze gehele achterban, wat niet is uitgekomen. Realistischer lijkt prof. Schutte, die vorig jaar al schreef over zijn zorgen of de CU over tien jaar nog wel zou bestaan. Overigens bestaat er terdege een verband tussen de omroep- en de politieke keuze, alleen dan niet de door Van Dijke geprofeteerde: zoals EO-leden deze meest orthodoxe omroep tot de grootste maakten, zo willen deze leden blijkbaar ook dat een christelijke partij in Nederland de grootste partij is. Omdat dat geen optie is voor de CU, kwam men collectief tot de voornoemde strategische keuze, die zijn doel heeft bereikt.
De ’binnenchristelijke verzuiling’ -de verzuiling binnen de christelijke zuil in een reformatorische, een evangelische, een vrijgemaakte en een overige zuil- blijkt thans niet meer voldoende hecht te zijn om er nog een eigen partij op te baseren. In de binnenchristelijke verzuiling was er duidelijk ruimte voor de RPF en het GPV. Tezamen hebben zij betoogd dat het verschil ondertussen te klein was om apart te bestaan. De fusie lijkt geleerd te hebben dat door de loop der tijden en door de ontwikkelingen in christelijk Nederland er niet alleen geen reden van bestaan voor de afzonderlijke partijen was, maar ook geen redenen van bestaan voor de gefuseerde partij. Dit in tegenstelling tot Nederlands politiek meest constante partij, de SGP, die nog wel op een behoorlijke verzuilde achterban kan blijven rekenen.
CU-visie
De CU was op zoek naar haar koers en visie. De profilering op links mislukte. Het lonken naar regeringsdeelname bleek fnuikend voor de duidelijkheid en de politieke kleurbepaling. Voorts lukte het Veling niet om de CU qua uitstraling of inhoud een eigen gezicht te geven. De recente door Van Middelkoop enigszins gesuste discussies binnen de CU wijzen ook niet op een hecht overtuigend bolwerk.
Hoewel Rouvoet in de campagne beter over leek te komen dan Veling, is er niet veel duidelijkheid qua uitstraling en inhoud ontstaan. Misschien worden de in 1986 door de toenmalige GPV-leider Schutte uitgesproken woorden dat de fusie van het CDA een baken in zee was, steeds meer bewaarheid. De samenwerking is minder dan het geheel der delen qua positie, ideologie en kwantiteit. De CU heeft niet overtuigend kunnen uitleggen waarom zij nodig was, wat haar specifiek eigen visie was en waar zij stond. De kiezer heeft dat ’beloond’. Het feit dat vrouwen bij haar wel actief mogen zijn (wat overigens door de kiezer nadrukkelijk afgedwongen moest worden met voorkeursstemmen), dat zij geen moslims toelaat en dat er bij haar staande opwekkingsliederen gezongen worden, is niet voldoende om een aparte partij te zijn.
Is er dan geen weg voor de CU? Hoezeer het GPV en de RPF vroeger ook bestaansrecht hebben gehad, nu kan de CU gegeven de huidige politieke constellatie haar missie en de christelijke politiek in Nederland het best dienen en tegelijkertijd het meest recht doen aan de strategische keuzen van haar achterban door zich ten spoedigste collectief bij het CDA aan te melden om daar als christelijke vleugel van de grootste politieke partij verder te gaan. Er is niets wat de CU-kamerleden de afgelopen negen jaar gezegd of gedaan zouden kunnen hebben, dat ze niet ook als CDA-kamerleden gezegd of gedaan konden hebben.
En de kiezer heeft het begrepen: het was belangrijker dat het CDA groot is, dan dat de CU iets groter is. Je kunt je ook afvragen welke verantwoordelijkheid de CU en haar kiezers op zich genomen hadden, als het CDA net iets kleiner geworden was dan de PvdA, waardoor de PvdA een agnostische premier zou kunnen leveren. Deze haaks op de principiële benadering van de SGP staande wijze van redeneren (de gevolgen van de keuze laten meewegen bij de keuze) werd in het verleden door het GPV en de RPF wel geaccepteerd en gepraktiseerd en blijkt nu fnuikend te zijn voor de grootte van de CU. Zoals er vroeger geen redenen waren om vier christelijke partijen te hebben (reden waarom de CU opgericht is), zo blijken er thans geen redenen te zijn om drie christelijke partijen te hebben. We hebben één principiële christelijke partij nodig en daarnaast één christelijke partij die zo veel mogelijk invloed en macht tracht te hebben.
Echt invloed
De collectieve overstap naar het CDA dient uiteraard met voorwaarden richting het CDA gepaard te gaan, waarbij het goed is te bedenken dat het CDA de laatste jaren een ontwikkeling ten goede heeft meegemaakt. De oppositierol voor het CDA is louterend geweest en nadrukkelijk is beleden dat het te weinig een eigen christelijk gezicht had. Ook de keuze van het CDA voor de belijdende Balkenende is een stap in de gereformeerde richting. Bij de debatten over abortus en euthanasie tijdens paars heeft het CDA ook duidelijk een andere benadering dan vroeger laten horen. Die positieve ontwikkelingen kunnen met een CU-instroom versterkt worden. Dit te meer daar het CDA ook aangegeven heeft terug te willen naar het dualisme, waardoor de principiële CDA-kamerleden (dus ook de ex-CU-ers) in de Kamer hun bezwaren tegen compromiswetsvoorstellen kunnen laten horen. Voorts kunnen CU-ers binnen het CDA meer tot stand brengen dan erbuiten. Wie herinnert zich niet oud-staatssecretaris Van Leijenhorsts woorden dat je erbij moet zijn als een wet gemaakt wordt (dus in de partij die regeert) als je echt invloed wil hebben?
Omdat je in de politiek het puin van de vorige regering niet in één keer weg kunt halen, is het verwijt vanuit de CU dat het CDA niets gedaan heeft aan de antichristelijke ontwikkelingen van paars flauw. Het CDA kan niet in drie maanden de morele afbraak van acht jaar repareren. Wel kan het zijn best gaan doen om gaandeweg de regeringsperiode hier en daar wat te repareren wat paars kapotgemaakt heeft.
Natuurlijk kunnen niet alle CU-ers deze stap meemaken. Degenen die niet meekunnen naar het CDA kunnen zich aansluiten bij de SGP, binnen welke partij de afgelopen jaren de gezond denkende machten steeds meer invloed gekregen hebben ten koste van de aanhangers van extremistische groeperingen. De klop op de SGP-deur door degenen die later de RPF zouden oprichtten, bewijst dat zij zich bij de SGP konden thuis voelen.
Conclusie
De nuchtere constatering dat de kleine christelijke partijen stemmen verliezen, dient tot een strategische beslissing te leiden: opheffing van de CU. Het is wellicht de enige manier om talentvolle politici als Stellingwerf en Van Dijke in de Kamer of -liever nog en door bovenstaand pleidooi een reële optie- in het kabinet te krijgen en het CDA een duidelijke christelijke kleur te geven, want de overgang van CU naar CDA moet wel onder soortgelijke voorwaarden geschieden.
Voor alle christelijke partijen is er veel werk aan de winkel: zich bezinnen op ieders visie en vaart, en op welke wijze de belangen van het christelijke volksdeel en belangrijker nog -de Schriften leren ons het theocratisch ideaal- de belangen van het gehele volk en de dienst des Heeren het beste gediend worden. „Opdat er eer in onzen lande woon’ en zich aldaar op ’t luisterrijkst vertoon’.” Mij dunkt dat het dan van tweeën één is: òf SGP, òf CDA - een andere partij is vlees noch vis.
De auteur is docent rechten en politicologie en vastgoedontwikkelaar.