Buitenland

Alles moet wijken voor de jachtvreugde van de Arabieren

Politie en een paramilitaire eenheid hebben volgens lokale hulporganisaties duizenden leden van de Maasaistam uit hun woongebieden in het noordwesten van Tanzania verdreven. Daarbij zouden vrouwen zijn verkracht, mannen geslagen en onderkomens verbrand. Het herdersvolk moet wijken omdat er te veel koeien en geiten zijn die het gras opeten en het water opdrinken in een gebied waar schatrijke Arabieren het recht hebben gekocht om op wilde dieren te jagen.

Nico van den Berge
4 September 2009 22:09Gewijzigd op 14 November 2020 08:36
De Maasai, een herdersvolk, worden van hun geboortegrond in Tanzania verdreven, omdat er door hun vee te weinig wilde dieren zouden zijn om op te jagen door Arabieren uit de Verenigde Arabische Emiraten. Foto RD
De Maasai, een herdersvolk, worden van hun geboortegrond in Tanzania verdreven, omdat er door hun vee te weinig wilde dieren zouden zijn om op te jagen door Arabieren uit de Verenigde Arabische Emiraten. Foto RD

Tijdens een autorit door de uitgestrekte savanne van het omstreden gebied zijn overal gevolgen te zien van de ‘uitzettingscampagne’ die begon op 4 juli van dit jaar en die slechts drie dagen had moeten duren. Blijkbaar lukte het niet om in die korte tijd de duizenden Maasai te verdrijven, want op enkele plaatsen in het glooiende landschap stijgen rookwolken op van groepen hutjes die enkele uren geleden in brand gestoken zijn.„Het meest opvallende is wel dat er maar zo weinig te zien is”, zegt Joseph Parsambey. Hij is coördinator van het Tanzanian Pastoralist Community Forum, een platform waarbij meerdere lokale Maasaiorganisaties zijn aangesloten. „Normaal gesproken kwam je tijdens een autorit altijd Maasai tegen die hun koeien begeleidden naar een drinkplaats. Maar nu zijn er nog maar weinig mensen die zich hier durven te vertonen. Als de politie hen ziet, worden ze onmiddellijk gearresteerd.”

Rechtszaak

De spanning is bijna tastbaar in het gebied tussen het wereldberoemde natuurpark Serengeti en het al even bekende natuurpark Ngorongoro. Veel van de toeristen die het gebied in deze vakantieperiode doorkruisen, merken er weinig van, maar wie verder kijkt dan de glimlach van de hoteleigenaar, komt terecht in een wereld waar mensen fluisteren en waar iedereen in de gaten gehouden wordt.

Iemand knikt in de richting van een gebouwtje: „Dat is de rechtbank van dit district. Vandaag is er een rechtszaak tegen twaalf jonge mannen die in zogenaamd verboden gebied zijn gearresteerd. Ze wilden hun koeien water geven en dat mocht niet. Nee, ik wil niet met mijn naam in de krant.”

De rechtszaak blijkt een hoger beroep te zijn. De jongemannen verzetten zich tegen hun veroordeling tot zes maanden gevangenisstraf die zij kregen omdat ze met hun vee in ”natuurgebied” liepen. Vooral veel van de buitenlanders die in het gebied (vrijwilligers)werk doen, willen wel informatie geven, maar „absoluut niet in de krant. Dan word ik misschien uit het land gezet.”

Jachtpartijen

Volgens Parsambey worden alle problemen veroorzaakt door het Arabische bedrijf Otterlo Business Corporation (OBC). Dat bedrijf sloot in 1992 een overeenkomst om te mogen jagen op wilde dieren in een gebied ter grootte van ruim 4000 vierkante kilometer, parallel aan de grens van het natuurpark Serengeti.

In de overeenkomst werden destijds ook afspraken gemaakt met de acht dorpen waarvan de uitgestrekte weidegronden grotendeels in het concessiegebied van OBC lagen. De dorpen kregen niet alleen een jaarlijkse financiële vergoeding, maar ook de garantie dat de dorpelingen die in het bewuste gebied woonden, daar met hun vee mochten verblijven, zolang ze de jagers maar niet stoorden.

Parsambey: „Dat zijn afspraken die de afgelopen zeventien jaar redelijk goed werkten. Er zijn altijd spanningen geweest tussen de Arabieren en de Maasai, maar dit jaar is alles opeens veel erger. Ik denk dat de Arabieren bij de lokale regeringsvertegenwoordigers hebben geklaagd dat er te veel vee was. Vervolgens hebben die overheidsvertegenwoordigers een plan gemaakt om de mensen te verjagen.”

OBC is een bedrijf dat eigendom is van majoor-generaal Mohammed Abdulrahim al-Ali, staatssecretaris van het ministerie van Defensie van de Verenigde Arabische Emiraten. Hij is nauw verbonden aan een koninklijke familie van de emiraten. Het is een schimmige club die jachtpartijen organiseert voor de honderden leden van de koninklijke familie en rijke zakenrelaties.

Jaarlijks krijgt OBC op basis van informatie van het Tanzaniaanse ministerie van Milieu quota’s toegewezen van aantallen dieren die mogen worden geschoten. Op het concessiegebied van OBC is een eigen luchthaven gebouwd met een verharde landingsbaan waarop grote vliegtuigen kunnen landen en opstijgen. Er is een zeer luxe kamp ingericht.

Dakloos

De Tanzaniaanse vrouwenorganisatie Femact schrijft in een twee weken oud rapport dat er al meer dan 200 zogenaamde boma’s in brand zijn gestoken. Een boma is een groepje hutten waar soms één familie en soms enkele families bij elkaar wonen in een met doornstruiken omheinde compound. Het graanschuurtje, de stallen voor pasgeboren vee en de woonhutten – alles wordt verbrand, zodat de bewoners niets meer hebben om naar terug te keren.

Volgens Femact zijn zo al 3000 Maasai dakloos geworden. Zij moesten samen met ruim 50.000 stuks vee het OBC-gebied verlaten en maar zien hoe ze een nieuwe plek vonden om te leven. Er staat geen hek om het OBC-gebied. De grens wordt op geen enkele manier zichtbaar gemaakt. Toeristen rijden erdoorheen zonder dat ze het door hebben.

Een man die zich voorstelt als Ngili ya Solkan loopt met zijn tientallen koeien in verboden gebied. „Ja, vraag maar wat je wil. De soldaten hebben mijn leven van me afgepakt. Ik wil wel praten.”

Ngili werd enkele weken geleden om vijf uur ’s morgens ruw gewekt door schreeuwende soldaten. Hij en zijn familie moesten onmiddellijk hun hutten verlaten. „Ik vroeg wie zij dan wel waren en waarom wij weg moesten”, vertelt Ngili. Hij klinkt nog steeds verontwaardigd. „Wij hebben orders van boven”, was het antwoord. „Verderop is een dal. Dat is de nieuwe grens. Jullie en al het vee mogen niet meer hier zijn.”

Ngili, zijn vrouw en kinderen en zijn zoons met hun gezinnen en enkele knechten kregen niet voldoende tijd om hun schamele bezittingen bijeen te graaien. „Alles werd in brand gestoken. Enkele jonge dieren zijn ook verbrand.”

In de verwarring rende iedereen een kant op. Ngili vertelt dat een van zijn kleinkinderen, een meisje van drie jaar, ook wegrende en dat ze het kind niet meer hebben teruggevonden. „Ik wil niet beweren dat de soldaten haar hebben gedood. Ik denk dat ze in paniek is weggevlucht en dat wilde dieren haar hebben verscheurd, of dat ze van honger is omgekomen.”

De vrouw van een knecht van zijn zoon vertelde later dat soldaten haar hadden aangerand.

Ngili keert sindsdien elke dag tegen het vallen van de avond met zijn vee naar het verboden gebied terug. „Dit is de enige plek waar ik mijn koeien kan laten drinken. Aan de andere kant van het dal is voor ons geen water. Daar wonen andere mensen die de enkele plekken waar in deze droge tijd nog water is, met hand en tand verdedigen. Logisch, dat zou ik ook doen. Het is ieder voor zich.”

Oplossing

Een andere man, Matuya Lindi, komt aansjokken. Hij is ook verdreven en trotseert ook dagelijks het verbod. „Ik ben bang dat dit het begin van het einde is voor onze clans die hier al wonen zolang ik leef. Voor ons is geen plek ergens anders. Toen in de jaren vijftig de grenzen van de natuurparken Serengeti en Ngorngoro werden vastgesteld, moesten wij uit die gebieden vertrekken. We mochten ons hier vestigen. Nu moeten we dus ook hier weg, maar alle andere gebieden zijn al overbevolkt, of ze zijn zo droog dat herdersvolken zoals wij er niet met onze dieren kunnen verblijven. Wij hebben grote gebieden nodig waar voldoende gras en water is.”

Dorpsleiders van de acht betrokken dorpen kregen in de maanden maart en april van dit jaar brieven waarin stond dat mensen en dieren die zich binnen de grenzen van het concessiegebied van de OBC bevonden, moesten verdwijnen. Aan die oproep werd nauwelijks gehoor gegeven, omdat de Maasai het er niet mee eens waren.

Parsambey: „De mensen zouden opeens illegaal in het gebied verblijven, maar ze zijn daar geboren of wonen er al jaren. Bovendien waren er toch afspraken dat Maasai en jagers vreedzaam samen van het gebied gebruik konden maken? En de mensen hebben geen andere plek om naartoe te gaan. Volgens mij is er maar één oplossing voor de huidige problemen en dat is dat de regering de jachtrechten van OBC intrekt en dat de Arabieren

vertrekken.”

Investeerders

Het Tanzaniaanse parlementslid Telele Saning’o heeft ook aan de alarmbel getrokken. Hij vertegenwoordigt het Ngorongorodistrict in het parlement. Hij windt zich vooral op over de manier waarop de „operatie”, zoals hij de uitzetting van Maasai noemt, is verlopen. „Er is niet eens overleg geweest met mij”, zegt hij boos in zijn kantoor in het stadje Loliondo. „Als vertegenwoordiger van deze regio had ik toch minstens bij de hele operatie betrokken moeten zijn.”

Saning’o: „OBC heeft van de regering een jachtvergunning gekregen. Daar kun je het mee eens zijn of niet, maar dat is nu eenmaal zo. Als er op basis van feiten vastgesteld kan worden dat de aanwezigheid van Maasai en hun vee een onaanvaardbare negatieve invloed heeft op het wildbestand in het gebied, dan kun je dat natuurlijk niet oplossen door zonder meer mensen te verdrijven met inzet van de politie en de paramilitaire politie. Dan moet je er eerst voor zorgen dat die mensen ergens anders hun leven kunnen voortzetten.”

Saning’o denkt dat de overbevolking van het gebied op te lossen is door ervoor te zorgen dat er op veel meer plaatsen dan nu water is voor huishoudens en hun vee. „Wij hebben in Tanzania buitenlandse investeerders zoals ook het OBC nodig. Dat levert veel inkomsten op. Maar het kan natuurlijk nooit zo zijn dat we als regering het belang van zo’n investeerder stellen boven het belang van onze eigen mensen. Waarom heeft OBC ons niet eerst geholpen bij het bouwen van dammen om water op te vangen voor vee, en bij het slaan van putten om drinkwater op te pompen voor onze mensen? De gang van zaken op dit moment is onaanvaardbaar.”

Westerse aandacht

Saning’o stelde als parlementslid vragen aan de regering. Toen hij daarop geen bevredigend antwoord kreeg, nam hij enkele weken geleden een groep Tanzaniaanse journalisten mee naar het gebied om aandacht te vragen voor het lot van zijn mensen. Daardoor kreeg de uitzettingsactie ook internationaal steeds meer aandacht. In Nederland stelde de hulporganisatie Cordaid de situatie aan de kaak. Dat leidde tot berichten in de Nederlandse pers. In andere westerse landen trokken ook ontwikkelingsorganisaties aan de bel.

Afgelopen dinsdag en woensdag hield naar aanleiding van al de westerse aandacht een delegatie van maar liefst vier ambassades in Tanzania een missie naar het gebied om voor hun regeringen te onderzoeken wat er precies aan de hand is. Behalve Nederlandse ambassademedewerkers waren daarbij ook diplomaten van de Engelse, Ierse en Zweedse ambassades betrokken. Zij brengen binnenkort verslag uit aan hun regeringen. Dat leidt waarschijnlijk tot officiële reacties van die vier westerse regeringen aan het adres van Tanzania.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer