Kerk & religie

De doop; teken van reddende genade

Hij weigert te accepteren dat voor- en tegenstanders van de doop van jonge kinderen elkaar niets meer te zeggen hebben. Om het gesprek een impuls te geven, schreef de christelijke gereformeerde predikant dr. B. Loonstra een boek: ”Het badwater en de kinderen. Gedachten over de doop”.

3 September 2009 08:29Gewijzigd op 14 November 2020 08:34
„De doop is geen theorie maar een werkelijkheid waaruit je mag leven.” Foto RD, Sjaak Verboom
„De doop is geen theorie maar een werkelijkheid waaruit je mag leven.” Foto RD, Sjaak Verboom

Het initiatief van de predikant uit Emmeloord kreeg een positieve ontvangst. Ds. R. van Kooten, hersteld hervormd predikant in Apeldoorn, schreef in deze krant dat hij de aanpak om eerlijk de Bijbelse gegevens over de doop af te wegen en het gesprek vlot te trekken, waardeert. „Eigenlijk”, stelde hij voorzichtig voor, „zou je voor ieder hoofdstuk een gesprek moeten arrangeren met bijvoorbeeld dr. Loonstra en dr. Van Vlastuin enerzijds en ds. Bottenbley en Frinsel anderzijds om samen in gesprek te gaan over de inhoud, met als enige toetssteen Gods eigen Woord. Misschien samen een week in een chalet in Zwitserland om los te komen van eigen achterban en alleen de Schrift op tafel. Dat kan nog wel eens heel verrassend worden!”Het is zover. Twee voorstanders van de kinderdoop en twee van de volwassendoop gaan met elkaar in gesprek. Niet een weekje in een Zwitsers chalet maar een ochtend in een kerkgebouw in Emmeloord.

„Ik vind het een onbevredigende situatie dat de kerk gescheiden is over de doop”, begint Loonstra. „In gesprekken en discussies heb ik altijd het gevoel dat we blijven steken in een patstelling. Ik ervaar een stuk machteloosheid om elkaar op grond van de Bijbel te bereiken. Daarin schiet ik zelf ook tekort. Ik ben opgevoed met de kinderdoop, heb me die ook eigen gemaakt. Maar in gesprekken lijkt het alsof het niet overkomt. Met mijn boek wil ik een ingang vinden voor een vruchtbaar gesprek.”

Het onderwerp is het waard, aldus Loonstra. „Het mooie van de doop is dat God mensen onvoorwaardelijk accepteert en een plek geeft in Zijn gemeente. Hij bewijst Zijn trouw en bindt Zijn volle heil aan ons, zodat we daaruit leren leven.”

Dr. W. van Vlastuin, docent dogmatiek aan het Hersteld Hervormd Seminarium in Amsterdam, weet de precieze datum van zijn eigen doop niet. Maar dat betekent niet, zegt hij, dat de doop onbelangrijk is. „Integendeel, die heeft steeds meer waarde voor me gekregen. De doop onderstreept dat God in Zijn genade naar de mens toe komt en hem aan Christus verbindt.

De doop heeft ook waarde voor mijn kinderen. Mijn vrouw en ik bidden erom of de Heere Zijn verbond bevestigt van kind tot kind. We hebben zes kinderen en noemen één voor één hun naam. De doop is geen theorie, maar een werkelijkheid waaruit je mag leven.”

Ds. O. Bottenbley is predikant van baptistengemeente Bethel in Drachten. Het waardevolle van de doop, vindt hij, ligt met name in het zichtbaar worden van Gods reddende genade. „In het midden van de gemeente wordt Gods heil op een prachtige manier openbaar. De dopeling is daar ten volle bij betrokken. Hij mag getuigen van de genade van God, Die het initiatief heeft genomen om hem uit zijn dodelijke staat te redden.”

J. J. Frinsel, vooral bekend als kinderboekenschrijver en oud-directeur van stichting Tot Heil des Volks, knikt. Hij beaamt „volledig” dat God aan het begin staat. „Er is geen Verlosser, zegt de Heere, dan Ik. Dus alles gaat van God uit, ook de doop. Het rijke daarvan is dat ik gedoopt ben in het lichaam van Christus, de gemeente. Ik ben met Christus gestorven en begraven. Het gaat in de doop niet om de beleving maar om Christus. Ook al zou ik niets beleven, dan zou ik toch geloven. Omdat het in de Bijbel staat, omdat God het zo heeft gezegd.”

Baptisten stellen dat wie de Bijbel letterlijk leest, bij de volwassendoop uitkomt. Zijn er allerlei theologische constructies nodig om de kinderdoop te bewijzen?

Van Vlastuin: „Ik zou het eerder willen omdraaien. Is de volwassendoop geen constructie, omdat zuigelingen daarbij worden uitgesloten? Het verwijt dat de kinderdoop een constructie zou zijn, vind ik wat goedkoop. Wie leest er bijvoorbeeld de geschiedenis van Jozua en zegt: Jozua moest Jericho veroveren, dus dat gaan wij ook maar eens doen. Niemand kan zonder theologische bezinning.”

Frinsel, direct: „Dat beweer ik ook niet. Ik vind dat boekje van broeder Loonstra heel knap in elkaar zitten maar ik vind het gekunsteld, knap gekunsteld.”

Bottenbley: „Ik denk dat je de vraag moet stellen wie er in staat is de Bijbel onbevangen te lezen. Dat is degene die zonder Bijbel is opgegroeid. Als ik een onkerkelijk persoon een Bijbel in handen geef, dan komt hij toch uit bij de doop door onderdompeling, na de bekering? Dat is niet mijn gedachte, dat is historisch zo bepaald. Je ziet het ook op het zendingsveld.”

Tegen Loonstra: „Als ik uw boek lees, durf ik te zeggen dat het gemiddelde gemeentelid, in welke reformatorische kerk dan ook, er niet doorheen komt. De constructie, de exegese om uiteindelijk bij de kinderdoop uit te komen – ze kunnen het niet vatten.”

Loonstra: „De doop kán geen makkelijk onderwerp zijn. Als dat zo was, dan waren we er allang met elkaar over uit geweest. Juist omdat er zo veel verschillen zijn, moet je tot de kern komen. Het boek is overigens ook bedoeld voor voorgangers om een doopvisie aan gemeenteleden te kunnen uitleggen.”

Frinsel: „Het Evangelie is voor de eenvoudige mens.”

Loonstra, feller: „Ik vind het getuigen van schijneenvoud om de Schrift zo te benaderen. Niemand leest onbevangen de Bijbel, ook mensen vanbuiten niet. En wat is letterlijk de Bijbel lezen? Dan vind ik het kortzichtig om te zeggen: ik lees dit, dus ik trek die conclusie. We moeten dieper afsteken. Het gaat erom wat een tekst precies zegt.”

Bottenbley: „Ik vind het wel scherp gesteld hoor, alsof wij ons alleen maar met het eenvoudige zouden bezighouden en niet de diepte in zouden gaan. We zijn niet simplistisch. Als je onbevangen de Bijbel leest, wijst de praktijk uit dat iemand tot de doop door onderdompeling komt. Dat je daarna gaat exegetiseren, is nodig om jezelf te verantwoorden.”

Voorstanders van de kinderdoop zien een lijn lopen van de besnijdenis in het Oude Testament naar de doop in het Nieuwe Testament.

Bottenbley: „Ik ben voor honderd procent overtuigd van de eenheid van het Oude en Nieuwe Testament. In veel reformatorische geschriften lees je echter dat kinderen in het Oude Testament werden besneden en in het Nieuwe Testament gedoopt. Nee, de jongetjes werden besneden. Hoorden de meisjes dan niet bij het volk van God? Natuurlijk wel. Onbesneden, maar ze hoorden er toch bij. Als baptisten krijgen we vaak te horen dat als kinderen niet gedoopt zijn, ze ook niet bij het volk van God horen. Maar die redenering klopt niet.”

Loonstra: „Zeggen jullie dan ook dat kleine kinderen bij het lichaam van Christus horen?”

Frinsel: „Ja, dat is zó vanzelfsprekend dat ze helemaal niet gedoopt hoeven te worden. De kinderen die bij Jezus kwamen, werden ook niet gedoopt. „Want voor zulken is het koninkrijk der hemelen.” Er staat maar één keer in de Bijbel dat Jezus boos werd, en dat was toen men de kinderen bij Hem weghaalde.”

Van Vlastuin: „Vinden jullie dat de zuigelingendoop Bijbels verantwoord kan worden?”

Bottenbley: „Waarom zou je iets on-Bijbels moeten noemen?”

Frinsel: „Zo is ons praten niet. Je zult niet in de hemel afgewezen worden omdat je volwassenen of kinderen hebt gedoopt.”

Bottenbley: „Ik zou het graag zo willen formuleren: in het Nieuwe Testament vind ik geen –of anders zwakke– argumenten voor het dopen van zuigelingen. Wel wil ik onderstrepen dat kinderen er helemaal bij horen, dat ze geheiligd zijn in gelovige ouders. Maar als jongeren die op vakantie gaan te horen krijgen: „Let op, je draagt het teken van het verbond op je voorhoofd”, dan vind ik dat een dwaling. Alsof de doop het middel tot redding zou zijn.”

Van Vlastuin: „We zijn het erover eens dat de doop geen ”gratia infusa” is. Maar ik vind het heel wat dat u zegt dat de kinderen er helemaal bijhoren in de gemeente van Christus. Ik geloof niet dat dit in baptistische kring altijd zo uitgesproken is.”

Bottenbley: „Ik heb de indruk, en dat viel me ook weer bij het lezen van dit boekje op, dat reformatorische christenen vaak niet weten hoe baptisten denken. Dat is een zwakte als jullie met ons praten.”

Van Vlastuin: „Dat moeten we ons aantrekken. We moeten een goed beeld van onze gesprekspartners hebben. Toch bestaat de indruk dat je alleen van een baptistengemeente lid kunt worden als je je laat overdopen door onderdompeling. Dan functioneert de doop toch als een identiteitskenmerk?”

Stel dat iemand die als kind is gedoopt de overstap maakt naar een baptistengemeente. Moet hij of zij dan per se opnieuw gedoopt worden?

Bottenbley: „We verwerpen niet wat er bij de kinderdoop is gebeurd. Deze doop ligt echter meer in het verlengde van de besnijdenis. Het moment waar het om gaat, is de bekering. Op eerste Pinksterdag riep Petrus de Joden –die besneden waren– op zich te bekeren en zich te laten dopen.”

Van Vlastuin: „Dat klinkt heel vriendelijk, maar ik hoor erin dat de zuigelingendoop niet blijft staan.”

Loonstra, tegen Bottenbley: „Zou je kunnen zeggen dat u de doop vooral verstaat als teken van de toe-eigening van het heil?”

Bottenbley: „In de doop door onderdompeling gaat het niet om de mens die uitdrukking geeft aan zijn geloof, maar om de Geest van God, Die de wedergeboorte werkt.”

Loonstra: „De vraag is wat God in de doop zegt. Stel dat iemand zich laat dopen, maar na tien jaar een ander leven gaat leiden. Wat is dan de waarde van de doop?”

Bottenbley: „De doop is een demonstratie van Gods reddende genade.”

Loonstra: „Als het om een schijnbekering gaat, had die doop niet plaats mogen hebben.”

Frinsel: „In de doop wordt de oude mens begraven. Maar je kunt nooit weten hoe het verder met iemand zal gaan. Alleen God kent het hart. We moeten het aan Hem overlaten.”

Loonstra: „Het gaat mij erom of je kunt teruggrijpen op je doop. Kan de doop houvast bieden in tijden van aanvechting als je zegt dat je alleen gedoopt mag worden als je gelooft?”

Frinsel: „Ik pleit niet op mijn doop maar op Jezus Christus.”

Loonstra: „Maar hoe functioneert de doop dan als troost?”

Frinsel: „Door de doop is onze oude mens begraven, we zijn gewassen in Zijn bloed.”

Bottenbley: „In de Bijbel zie ik nergens dat mensen teruggrijpen op hun doop.”

Loonstra: „„Gij hebt u laten afwassen.” Gaat dat dan niet over de doop?”

Van Vlastuin: „Ik heb de indruk dat u de volwassendoop vooral ziet als een zegel op de toe-eigening van het heil. Als een kind wordt gedoopt, zegt God: Ik ben de Heere, uw God. Dat blijft de grond van het geloofsleven, aangevochten of niet. De doop verzegelt niet alleen de toe-eigening van het heil, maar de totaliteit van Gods heil.”

Bottenbley: „Maar wordt een kind dan door de doop behouden?”

Van Vlastuin: „Ja en nee. Niet als een automatisme, maar je kunt wel voluit zeggen dat het heil voor onze kinderen is.”

Reformatorische christenen onderhouden nauwe contacten met baptistengemeenten in Engeland en Rusland en ze lezen Bunyan, Spurgeon en Piper. Is de doop wel kerkscheidend?

Frinsel: „Dat hoeft niet, maar in de praktijk is hij dat wel. Ik vrees dat daar weinig aan te doen is. Kerkscheidend moet zijn of iemand wel belijdt dat Jezus de Christus is.”

Van Vlastuin: „De doop is geen geïsoleerd onderwerp. Zeg me hoe je over de doop denkt, dan zeg ik hoe je over de gemeente, de prediking of de wedergeboorte denkt.”

Bottenbley: „Ik vind het moeilijk om een antwoord te geven op deze vraag. Wat bedoel je met kerkscheidend? Als mensen uit reformatorische kerken bij ons komen, dan wordt al snel gezegd dat de doop kerkscheidend is. Maar dat is een vals argument. De doop is slechts één aspect waarom ze lid willen worden. Ze vinden bij ons ook een levende geloofsgemeenschap.”

Loonstra: „Ik zie echter een praktijk waarin de doop wel kerkscheidend is. Als een baptistengemeente de voorwaarde stelt dat een lid zich als volwassene moet laten dopen, dan heb je een objectief kerkscheidend element ingevoerd. Ik vind dat dit niet kan en mag. Als broeders en zusters willen buigen voor de Schrift en vervolgens tot verschillende conclusies over de doop komen, moeten zij dan in verschillende kerken hun heil zoeken?

Ik zou ervoor willen pleiten elkaar als broeders en zusters te erkennen, ook al verschillen de meningen over de doop. Dat we tegen elkaar zeggen: Je mag je thuis voelen bij ons. Ik zou willen dat baptistengemeenten ruimte gaven aan mensen die vasthouden aan kinderdoop en belijdenis en gereformeerde kerken aan voorstanders van de volwassendoop, echter zonder dat zij leidende functies mogen vervullen.”

Bottenbley: „Wat Loonstra voorstelt, functioneert bij ons in de gemeente ten volle. Welke ruimte is er in gereformeerde kerken voor mensen die hun kinderen niet willen laten dopen?”

Van Vlastuin: „Het enkele feit dat iemand baptistische gevoelens heeft, betekent niet dat de kerkenraad tucht moet uitoefenen. Maar als diegene zijn visie op de doop uitdraagt, wordt het anders. Dan krijg je spanningen in de kerk.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer