Creationisten en holocaustontkenners.
Mensen die in de schepping geloven en de evolutietheorie afwijzen, zijn op een lijn te stellen met de ontkenners van de holocaust. Beiden verdraaien de historische feiten.
De beschuldigingen van de Britse bioloog Richard Dawkins aan het adres van creationisten zijn niet gering. In het nieuwste boek van deze spraakmakende antitheïst, getiteld ”The greatest show on earth” dat morgen uitkomt, zet hij hen neer als „geschiedvervalsers en hersenspoelers.” Zij die vasthouden aan het scheppingsgeloof „zetten wetenschappers en docenten onder druk”. Kortom, voor Dawkins zijn christenen die geloven in de schepping „gevaarlijk volk.”Dat de nieuwe generatie atheïsten zich veel agressiever opstelt dan de vorige, is al bekend, Niet voor niets noemen zij zich bewust antitheïsten. Daarmee willen zij het agressieve karakter van hun strategie onderstrepen. Dawkins’ vriend Hitchens deed eerder dit jaar de oproep om „het geloof als een perversief kwaad met wortel en tak uit te roeien.”
Waar die agressiever manier toe leidt, wordt met de nieuwe publicatie van Dawkins duidelijk. Hij kiest niet voor wetenschappelijke argumentatie maar duidelijk voor stemmingmakerij. Wat men ook van vroegere atheïstische woordvoerders kan zeggen, ze kozen bij hun bestrijding van het geloof wel voor het hanteren van wetenschappelijke argumenten.
Dat doet Dawkins bepaald niet als hij creationisten vergelijkt met ontkenners van de holocaust. Uiteindelijk zal hij immers moeten toegeven dat er wel degelijk verschil is tussen de evolutietheorie gebaseerd op een axioma en het historisch feit van de holocaust. Iedere overtuigde evolutionist zal erkennen dat de bewijzen voor hun theorie niet sluitend zijn, dat er belangrijke vragen onbeantwoord blijven en dat er, ondanks allerlei archeologische vondsten nog veel missing links zijn.
Dat geldt niet voor de moord op zes miljoen Joden. Voor dat historisch feit zijn overweldigend veel keiharde bewijzen. Daar is geen sprake van missing links. Dawkins vindt de ‘bewijzen’ voor een miljarden jaren oude aarde even betrouwbaar als de verslagen van nog in leven zijnde ooggetuigen van de holocaust. Hij maakt de wetenschappelijk onverantwoorde fout door het verwerpen van een theorie op een lijn te stellen met het verwerpen van objectief vast te stellen feiten.
Bovendien geldt bij de vergelijking van creationisten met holocaustontkenners dat de aanhangers van het scheppingsgeloof daarmee op een lijn worden gezet met antisemieten. Immers, ontkennen van de holocaust gebeurt vrijwel altijd uit een afkeer van de Joden. Dawkins weet ook dat, ondanks herlevend antisemitisme, deze geschiedvervalsers in de publieke opinie -gelukkig- nog altijd als een obscuur soort mensen worden neergezet.
Het trieste is dat Dawkins zich in zijn bezwaren tegen het scheppingsgeloof gesteund ziet door de opstelling van veel kerkelijke leiders. Met genoegen wijst hij er op dat zowel de paus als het hoofd van de anglicaanse kerk ruimte laten voor de evolutietheorie.
Prangende vraag is of deze voorgangers ook accepteren dat die kerkleden die nog geloven in een schepping door God in zes dagen, nu op één lijn worden gezet met vuige antisemieten.