Ruimtevaartdrama
Opnieuw zijn de Amerikaanse samenleving en de ruimtevaartindustrie wereldwijd opgeschrikt door een dramatisch ongeval. Dit keer ontstijgt de ontzetting zelfs de aarde. De bemanning van het inmiddels permanent bewoonde internationaal ruimtestation dat op 400 kilometer hoogte om de aarde cirkelt, zal zich de afgelopen dagen ongetwijfeld hebben afgevraagd hoe lang het zal duren voor er weer een Amerikaanse spaceshuttle met een nieuwe bemanning daar boven zal afmeren.
Met de crash van de Columbia verliest de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA voor de tweede keer een ruimteveer met voltallige bemanning. Challenger is in ruimtevaartkringen nog altijd synoniem met ramp. Op 28 januari 1986 explodeert, 73 seconden na de lancering, de Challenger. Ook bij die ramp laten alle zeven bemanningsleden het leven.
Pas een kleine drie jaar later gaat de volgende spaceshuttle weer richting ruimte. Op 16 januari dit jaar vertrekt de Columbia, het oudste van de vijf ruimteveren die NASA heeft gebouwd, richting ruimtestation. Het is zijn 28e vlucht. Op de dag dat Nederland de watersnood herdenkt, krijgen de pessimisten die niet geloven in veilige ruimtevaart, gelijk. Dit keer niet tijdens de gevaarlijke start, maar in de relatief rustige afdaling vergaat de Columbia met man en muis.
Nu blijkt dat niet alleen de start levensgevaarlijk is -zoals eerder beweerd en in ’86 aangetoond-, ook de landing kent zeer kritieke momenten. Criticasters hebben ooit beweerd dat er bij de spaceshuttle een kans van 1 op 100 is dat het fout gaat; de Columbia-vlucht van januari 2003 is slechts nummer 113 op een vloot van vijf ruimteveren.
De Amerikaanse hegemonie in de ruimte is daarmee voorlopig wel voorbij. Keken vriend en vijand nog geen drie jaar geleden meewarig naar de voormalige Sovjet-Unie omdat de Russen het ruimtestation Mir amper draaiend konden houden, nu rijst de prangende vraag hoe NASA denkt haar programma te kunnen continueren. Het voorbestaan en de verdere uitbouw van het internationaal ruimtestation is de komende maanden, en misschien wel jaren, weer afhankelijk van Russische vluchten.
De Russen hebben daar het geld niet voor, zodat de VS die vluchten zullen moeten financieren. Een shuttlevlucht kost in totaal 400 miljoen euro, terwijl de kosten voor het ruimtestation niet minder dan 100 miljard euro bedragen. Dit geld had beter besteed kunnen worden. Bemande ruimtevaart vergt veel geld vanwege de voorzorgsmaatregelen voor de astronauten. Deze ramp moet ruimtevaartorganisaties dwingen zich opnieuw te bezinnen op de meerwaarde van bemande ruimtevaart. Het merendeel van de vruchten die de samenleving nu plukt, op het gebied van bijvoorbeeld communicatie, weersverwachtingen, spionagefoto’s en milieuzorg, is ook binnen te halen met de veel voordeliger onbemande ruimtereizen.
Pijnlijk voor vooral president Bush is dat hij vandaag of morgen Irak de oorlog had willen verklaren. Uiteraard zei Bush onmiddellijk dat „onze reizen in de ruimte zullen doorgaan”, en dat deze tragedie geen gevolgen heeft voor de plannen rond Irak. En uiteraard doet deze ramp niets af aan de militaire slagkracht van de Verenigde Staten.
Maar sinds de strijd in Vietnam weten de Amerikanen dat zo’n oorlog niet alleen aan het front gevoerd wordt. Het moreel van de burger in het thuisland is minstens zo belangrijk. Het gevoel van veiligheid kreeg op 11 september 2001 al een knak, en nu heeft ook het idee van technische superioriteit een flinke deuk opgelopen. Gisteren hoorde Bush tijdens de kerkdienst al hoe de Iraki’s het verlies van de shuttle beschouwen als een straf van God voor de Verenigde Staten. Er zijn nog maar een paar antraxbrieven nodig om de Amerikanen het laatste restje zelfvertrouwen te ontnemen.