„Pal staan voor vrijheid van onderwijs”
ChristenUnie-kamerlid Slob staat „pal voor de vrijheid van onderwijs”, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Toch wijst hij een fundamenteel debat over de reikwijdte van het artikel niet af. „De praktijk dwingt ons daartoe.”
Minister Hermans en staatssecretaris Adelmund van Onderwijs bedelven de Tweede Kamer bijna onder een stortvloed van wetsvoorstellen die ze nog voor de verkiezingen door de Tweede en Eerste Kamer willen jassen: de persoonsgebonden financiering voor leerlingen met een lichamelijke en/of verstandelijke handicap (het rugzakje), de wet die een nieuwe rol voor de inspectie regelt, de grondwetsherziening die de samenwerkingsschool mogelijk moet maken en de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs. Verder willen de bewindslieden voor de verkiezingen nog knopen doorhakken over het kleurverschieten van scholen en over de versterking van de medezeggenschap.
Verschillende aspecten uit deze voorstellen scheren rakelings heen langs de garanties die artikel 23 van de Grondwet scholen biedt aan vrijheid van richting en inrichting. Het kamerlid Slob heeft in de afgelopen weken veel van deze voorstellen op zijn bureau zien neerdwarrelen.
Is de conclusie gerechtvaardigd dat de strijd om de vrijheid van onderwijs eigenlijk nog steeds gaande is, ondanks de pacificatie van 1917?
Slob: „Het is niet vreemd als bij wetgeving artikel 23 ter sprake komt. We moeten de wetgeving daaraan toetsen. Het wordt natuurlijk anders als bewindslieden of kamerleden plannen lanceren die haaks staan op de Grondwet.”
Miskenning
Het voorstel van staatssecretaris Adelmund om ouders het recht te geven een school van grondslag te laten veranderen, ziet Slob als zo’n rechtstreekse aanval op artikel 23. „De bewindsvrouw miskent daarmee het uitgangspunt dat de bevoegde gezagen de dragers zijn van de vrijheid van onderwijs. Adelmund heeft het nu teruggenomen, maar het kan zomaar weer op de agenda staan. Ik hoop dat in de tussentijd het besef bij haar is doorgedrongen dat hetgeen ze voorstelde, niet door de grondwettelijke beugel kan.”
Het ChristenUnie-kamerlid noemt in dit verband ook de herhaalde pogingen van zijn D66-collega mevrouw Lambrechts om het toelatingsbeleid van scholen aan banden te leggen. „Dat heeft ze gedaan tijdens de discussies over het rugzakje. Ze kreeg toen ook het VVD-kamerlid Rijpstra mee. Gelukkig heeft de VVD’er Cornielje zijn collega ervan kunnen overtuigen dat dit juridisch niet kan. De VVD trok daarop de steun in. Bijzondere scholen hebben vrijheid van inrichting. Ik wijs op het Mamonides-arrest uit 1988 van de Hoge Raad. Daarin staat dat een orthodox-Joodse school een liberaal-Joodse leerling mag weigeren.”
Toelatingsbeleid
„Deze week heeft de Kamer met een nipte meerderheid een motie van Lambrechts aanvaard waarin wordt gevraagd om een onderzoek naar de mogelijkheden om de vrijheid van toelating in te perken. Dat is ook in strijd met artikel 23. Ik vind het niet fair van deze politica om tijdens diverse onderwijsdebatten dit punt op een niet-correcte wijze aan de orde te stellen. Dat moet ze doen in een breed debat over de toekomst van artikel 23.”
Slob beschouwt de aanvaarding van de motie als een „Pyrrusoverwinning” omdat de Kamer tijdens de laatste begrotingsbehandeling al met de bewindslieden heeft afgesproken op termijn een fundamenteel debat te voeren over de reikwijdte van het grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs. De Onderwijsraad buigt zich momenteel ook over de toekomst van het artikel.”
Aanvankelijk zag het ernaar uit dat de christelijke fracties aanstaande dinsdag tegen de nieuwe wet op het schooltoezicht zouden stemmen omdat ze van mening zijn dat directe toetsing van kwaliteitseisen (pedagogisch klimaat, didactisch handelen van leerkrachten, kwaliteit lesmethoden en dergelijke) door de inspectie strijdig is met de vrijheid van inrichting.
Toch zullen CDA, ChristenUnie en SGP zeer waarschijnlijk voorstemmen. Op initiatief van Slob ligt er namelijk een wijzigingsvoorstel op grond waarvan scholen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor de toetsing van hun kwaliteit. Ze kunnen dat onderling organiseren. Doen de scholen dat niet, dan zal de onderwijsinspectie alsnog hun kwaliteit toetsen. Door het amendement, dat mede is ondertekend door de VVD, verdwijnt het belangrijkste deel van de grondwettelijke bezwaren.
Cornielje
Slob prijst in dit verband de inzet van het VVD-kamerlid Cornielje. „Hij heeft zich ingezet voor een breed draagvlak en is ons een eind tegemoetgekomen. Hij draagt artikel 23 met zich mee in zijn binnenzak en heeft daar veel kennis van. De debatten in de afgelopen jaren hebben geleerd dat hij zeer respectvol met dit artikel wil omgaan.”
Slob prijst Cornielje ook voor de manier waarop hij zijn collega Rijpstra overtuigde na het debat over het rugzakje. „Het terugtrekken van de handtekening had echter ook iets pragmatisch. De VVD voorzag daardoor moeilijkheden rond deze wet in de Eerste Kamer en dat wil de fractie niet.”
Wat is uw politiek oordeel over al deze ’aanvallen’?
„De christelijke partijen moeten met andere fracties in gesprek blijven over artikel 23. Als we dat in extremen gaan doen, wordt het gesprek een stuk lastiger en zal het uiteindelijk doodlopen. Als je in gesprek blijft, kun je meer bereiken. Dat is deze week wel gebleken bij de discussie over het schooltoezicht.”
Niet defensief
Slob vindt dat christelijke partijen „niet te defensief” moeten zijn als het gaat om de discussies over artikel 23. „We moeten onze ogen niet sluiten voor bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen. We moeten daarin meedenken en dat kan volgens mij goed met behoud van het eigene van het grondwetsartikel. Ik denk daarbij concreet aan de problematiek van de allochtonen in onze samenleving en de concentraties van medelanders op bepaalde scholen. Dat is wel realiteit.”
Tot welke aanpassingen van artikel 23 bent u bereid?
„Ik wil op dit punt eerst het advies van de Onderwijsraad afwachten. We krijgen natuurlijk een discussie over de trend dat ouders een stem willen hebben binnen de school. Dat levert vooral problemen op bij scholen die alleen respectering van de grondslag vragen. Op een gegeven moment willen de ouders een stem binnen de school. Scholen moeten zich realiseren dat ze bij het binnenhalen van kinderen ook de ouders toelaten. Hier moeten we zoeken naar een praktische oplossing.
We krijgen ook discussie over de vraag of scholen leerlingen mogen weigeren als ze worden aangemeld. Op dit punt wil ik geen compromis. Het hanteren van een eigen toelatingsbeleid is van fundamenteel belang voor de inrichting van de school.
De totstandkoming van samenwerkingsscholen is een punt waarover met de ChristenUnie te praten valt. Deze scholen passen formeel niet in ons duale bestel van openbaar en bijzonder onderwijs, maar er moet wel een oplossing komen voor de gegroeide praktijk, zeker als die beperkt blijft tot uitzonderingen. Een kleine aanpassing van de Grondwet is voor ons acceptabel, maar de samenwerkingsschool mag geen gewone variant worden, zoals Adelmund nu wil. Dat is echt in strijd met de geest van artikel 23.”