Kerk & religie

Verzakelijking van diaconaat dreigt

„De diaken mag van Christuswege taal en teken geven aan het dienstbetoon aan de naaste. Daarbij gaat het om taken die een particulier gemeentelid niet kan verrichten. In het dienstbetoon van de gemeente komt de christelijke liefde tot uitdrukking. Deze christelijke liefde mag niet aan de diaconieën uitbesteed of met een duit in het zakje afgekocht worden.”

Van een medewerker
3 February 2003 10:00Gewijzigd op 14 November 2020 00:06

Dat zei dr. ir. J. van der Graaf zaterdag in Veenendaal op de landelijke dag van Luisterend Dienen. Luisterend Dienen is een organisatie van diaconieën uit hervormd-gereformeerde gemeenten die aan het Werelddiakonaat van de SoW-kerken een eigen invulling te geven. Ds. G. Boer (hoofd afdeling buitenland van de dienst Missionair Diaconale Oecumene van de SoW-kerken) gaf aan waarom Luisterend Dienen van Driebergen naar het Dienstencentrum in Utrecht gegaan was. Nu bij het LDC de reorganisatie is doorgevoerd en de rust is weergekeerd, blijkt het werk van Luisterend Dienen ook binnen het LDC goed te functioneren. Ds. G. Boer deelde nog mee dat projectmedewerker Fokko van Braak is overgestapt naar Oost-Europa-organisatie Kom Over en Help, waar hij werkt als pr-functionaris.

De lezing van Van der Graaf droeg als titel: ”Elk gemeentelid is diaken”. Hij zei dat het besef van de grote nood in de wereld niet ontmoedigend behoeft te werken. Iemand uit Surabaja zei eens: „Je moet je niet afvragen wat je nog zou moeten doen, maar wat je per dag kan en mag doen.”

„Uit 1 Petrus 4:10 weten we dat iedereen een goede uitdeler van menigerlei genade Gods mag zijn, gelijk hij gave ontvangen heeft. Hoewel het gebruikelijk is gemeenten in categorieën in te delen, zoals jonge gemeenten, of missionaire of diaconale gemeenten, wil ik benadrukken dat er maar één lichaam is, hoewel de gemeente wel charismatisch geleed is. Er is maar één lichaam, of, naar Calvijns woorden, een menigvuldige eenheid”, aldus Van der Graaf.

Als reactie op Romes leer van de goede werken wil de traditie van de Reformatie de rechtvaardiging van de goddeloze sterk benadrukken, zei Van der Graaf. „Jakobus spreekt nochtans ook van een rechtvaardiging door de werken. Ik waag het erop om op grond van Johannes ook van een rechtvaardiging door de liefde te spreken. De rechtvaardiging door het geloof, door de werken én door de liefde horen bij elkaar en mogen niet tegen elkaar uitgespeeld worden.”

Van der Graaf zag in onze tijd van hoogconjunctuur een gevaar van de „verzakelijking van het diaconaat.” Het spreken van de „troostelijke redenen” uit het bevestigingsformulier is een wezenlijk onderdeel van het diakenambt, „anders wordt het diaconaat wereldgelijkvormig zonder verschil met andere humanitaire hulp. De diaken moet in het kleinschalige project geld omsmeden tot liefdedaden en dat vereist creativiteit.”

Dr. ir. Van der Graaf stipte enkele punten aan die als gevolg van de welvaart onder spanning zijn komen te staan. Als eerste noemde hij de herbergzaamheid. „Naarmate er meer welvaart is, schijnt de herbergzaamheid minder te worden. Het familieverband is teloor gegaan. Vroeger was er het driegeneratiesgezin, tegenwoordig worden ouderen opgeborgen in tehuizen, waar ze vaak eenzaam zijn. Ook de vele asielzoekers doen als vreemdeling in onze poorten een appèl op de christelijke liefde en onze herbergzaamheid.”

Als tweede aandachtspunt noemde Van der Graaf tijd. „Hebben we nog tijd om een luisterend oor te zijn, of besteden we dat werk te gemakkelijk uit aan agogen en therapeuten?” Ten slotte stipte de inleider de specifieke mogelijkheden van de vrouw aan binnen het kader van de verscheidenheid van gaven. Onder de verzamelnaam ”vrouwendienst” noemde de voormalige algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond de gehandicaptenhulp van de Bond van Vrouwenverenigingen en het in Veenendaal opgezette initiatief van klaagvrouwen, alsmede het werk van De Herberg in Oosterbeek.

Van der Graaf zei de stelling aan te durven dat het thema ”Elk gemeentelid diaken” in de praktijk meer door vrouwen dan door mannen gestalte wordt gegeven. In dit verband betreurde hij het „dat destijds met de afwijzing van de vrouw in het ambt door de Gereformeerde Bond het diaconaat niet meer gedifferentieerd werd. Het was en is mogelijk om in het diaconaat een tweedeling aan te brengen waarbij, naast het ambt van diaken, vrouwen in diaconale dienst worden ingeschakeld. Zou het dan niet mogelijk zijn om een niet-ambtelijke status te vinden voor vrouwen die zo veel nuttig en nodig werk in de gemeente verrichten?” zo vroeg Van der Graaf zich af.

Ten slotte wees hij op het belang van het gebed. „Geen groter diaconale dienst aan de gemeente en de wereld dan de dienst der gebeden, in de verborgen omgang met God, door diakenen en door leden van de gemeente.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer