„Roepingsbegrip is verder uitgehold”
„Het roepingsbegrip heeft een uitholling ondergaan. Dat is gereserveerd voor dominees, zendelingen en evangelisten. De roeping is buiten het gewone leven gezet. De situatie is nu zo dat mensen zich niet durven realiseren geroepen te zijn.”
De echtgenote van evangelist J. W. N. van Dooijeweert zei zaterdag in Loon op Zand mensen wel in vuur en vlam te willen zetten voor de Heere en zijn dienst. Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het CSFR-dispuut ”Emèt Qenee” sprak zij over ”Christus als Heer in de zending”.
Mevr. Van Dooijeweert, die samen met haar echtgenoot aan de wieg van het CSFR-dispuut te Tilburgen/Eindhoven had gestaan, zag geen wezenlijk verschil in Gods roeping zelf. De ene roeping was volgens haar echter specialer dan de andere. „God geeft je altijd een roeping op de plek waar je leeft. Zijn roeping is verplichtend.” Ze drong er bij de jongeren op aan te letten op wat God in hun hart legt. „Beschouw dat niet meteen als een voorbijgaande gedachte. Accepteer dat dat het begin van een speciale roeping van God kan zijn. Een klein kind wilde per se een bruine pop, omdat ze van bruine kinderen hield. Toen ze 25 jaar was, werkte ze in de zending. Spreek met de Heere over je vragen. Hebben jullie een gebedsleven waarin je alles aan de Heere voorlegt? Zorg voor eerlijkheid in je leven!”
Mevr. Van Dooijeweert wees erop dat de Heere mensen niet nodig heeft. Menselijke hoogmoed en trots kan Hij niet gebruiken. „Een dienende Zoon des Mensen kan alleen dienende discipelen gebruiken. Denk trouwens nooit: God roept alleen bijzondere mensen. Mozes kon niet spreken, Jeremia voelde zich te jong, Amos was boer en Paulus wist zich de grootste van de zondaren en de minste van de apostelen. Niemand van hen heeft gedacht: Ik kan dat wel. Christenen zijn zwakke mensen die zich gedragen weten door de grote God.”
Er zijn 80.000 zendelingen nodig om alle volken met het Evangelie te bereiken. „Misschien zijn mensen op dit moment om jou aan het bidden! Als de Heere je niet roept, ga dan met een stel vrienden voor een bepaald zendingsterrein bidden. Leg altijd alles bij de Heere neer.”
Legerpredikant en classicus dr. J. van Eck behandelde de bijbelse en confessionele gegevens met betrekking tot het koningschap van Christus. Hij stelde vast dat het thema in de belijdenisgeschriften slechts weinig aan de orde komt, aangezien de rechtvaardiging van de zondaar in de ontstaanstijd meer speelde. In de catechismus komt het koningschap van Christus aan de orde bij de behandeling van de belijdenis dat Hij zit aan Gods rechterhand.
Dr. Van Eck bepleitte een herwaardering van dit artikel. „We hebben namelijk niet alleen het kruis van Christus achter ons, maar Hij is ook boven ons. In zekere zin zijn wij in die hemel. In Christus zijn we erin opgenomen. Hemel en aarde doordringen elkaar in Hem. De scheiding is er echter ook nog. Hij moet namelijk nog terugkomen. In de tussentijd regeert God de wereld op de wijze van Christus: Hij draagt en verdraagt haar.”
Als het gaat om Gods regering van deze wereld in Christus laat het calvinisme ons niet in de steek, constateerde dr. Van Eck. Op de vraag wat hedendaagse calvinisten met de inrichting van de maatschappij van A. Kuyper aanmoeten, reageerde dr. Van Eck dat dit voor- en nadelen heeft. „Je kerstent met verzuiling in ieder geval een deel van de wereld. Het nadeel is dat je op die manier het gesprek met de wereld niet meer hoeft aan te gaan. Ik zou zeggen: houdt allebei vast. Kuypers systeem zoals we dat in Nederland hebben, is iets bijzonders. Daar moeten we zuinig op zijn.”