Valse start van Hirsi Ali
De eer schijnt toe te komen aan Neelie Kroes, de liberale oud-bewindsvrouw die al eerder toonde belangrijke sociaal-democraten aan zich te kunnen binden. Zij wist deze zomer de Somalische Ayaan Hirsi Ali, tot dan toe werkzaam op het wetenschappelijk bureau van de PvdA, binnen VVD-gelederen te lokken en haar te bewegen op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer plaats te nemen.
Voor partijleider Zalm leek het een vette buit en een machtig propagandamiddel. Als allochtone Nederlanders nu zelf toegaven dat het liberale integratiebeleid het beste is dat er is, en om die reden zelfs overliepen van PvdA naar VVD: wat moest hij daar dan nog aan toevoegen, moet Zalm hebben gedacht.
Inmiddels zullen hij en mevrouw Kroes zich wel achter hun oren krabben. Jawel, Hirsi Ali zít in de Kamer. En ze háálde voorkeurstemmen: 30.758 om precies te zijn. Maar bij haar intrede in het parlement, afgelopen donderdag, was de glans er al voor een deel af. Kwam de pientere Somalische de afgelopen maanden al enkele malen in opspraak, een week geleden overtrof ze zichzelf door grote groepen allochtonen en autochtonen tegen de haren in strijken met een regelrechte belediging van de grondlegger van de islam, Mohammed.
In het dagblad Trouw, in de serie ”de Tien Geboden”, typeerde ze de profeet als „een perverse man”, „een tiran die doet denken aan al die megalomane machthebbers uit het Midden-Oosten: Bin Laden, Khomeini, Saddam” en als een persoon die „als individu verachtelijk is.”
Haar argumenten put ze uit de historische gegevens die over Mohammed bekend zijn. Dat hij, na een boodschap van Allah, huwde met Aïsha, de negenjarige (!) dochter van zijn vriend. En dat hij op de markt van Medina 700 mannen van een ’opstandige’ Joodse stam in groepen aan elkaar bond, onthoofdde, en in kuilen gooide. Om maar niet meer te noemen.
De slechte ervaringen die Hirsi Ali tijdens haar eigen opvoeding met de islam opdeed, zijn niet individueel bepaald, stelt zij. Ze hebben alles te maken met het wezen van die godsdienst en het karakter van haar grondlegger. Het wordt hoog tijd dat in het vrije Westen de ogen hiervoor open gaan, meent zij, zodat de islam kan worden gemoderniseerd en de onderdrukte moslimvrouwen zich eindelijk kunnen emanciperen.
Hoe over dit alles te oordelen? Om te beginnen doet het merkwaardig aan wanneer -zoals deze week hier en daar in de media gebeurde- christenen zich nu opeens opwerpen als de grote verdedigers van de islam en Mohammed. Dat is nu ook weer niet nodig. De profeet zou volgens sommigen een betrouwbare man zijn geweest, die zijn huwelijk met Aïsha lange tijd niet consumeerde. Zijn gedrag moet in de context van zijn tijd gezien worden, enzovoort.
Maar als het om de inhoud van de boodschap van Hirsi Ali gaat, lijkt enige bijval meer op zijn plaats. Zoals individuen niet bij voorbaat allemaal even goed of even slecht zijn, maar er moreel sterkere en moreel zwakkere aardbewoners bestaan, zo zijn ook alle godsdiensten niet bij voorbaat even waardevol -het tegendeel is het geval- en zijn alle culturen niet per se gelijkwaardig.
Gedacht vanuit die vooronderstelling is kritiek op de islam en haar grondlegger zeker op zijn plaats. Het is niet gemakkelijk vol te houden dat het islamitisch geweld van de afgelopen eeuwen tegen volken of individuen geheel losstaat van het diepste wezen van die godsdienst.
Anders ligt het ten aanzien van de bewoordingen van Hirsi Ali. Die zullen voor het strafrecht waarschijnlijk nog wel door de beugel kunnen, maar zijn moreel gesproken afkeurenswaardig en politiek gezien dom. Door de kritiek op Mohammed zo massief en agressief te verwoorden, trapt zij moslims bewust en onbekommerd op het hart. Geredeneerd vanuit de ervaringswereld van de islam staat Mohammed eerder op gelijke hoogte met Jezus dan met Paulus. Wie Mohammed opzettelijk beledigt, beledigt in de beleving van een moslim diens vader of moeder, ja meer dan die.
Daarom kan eenvoudig worden vastgesteld dat het nieuwe VVD-kamerlid met haar uitspraken het tegendeel bereikt van wat zij beoogt. Wie moslimvrouwen wil emanciperen -wat dat dan ook precies moge inhouden-, zal toch moeten beginnen met hen in gesprek te raken, contact te maken. En dat kan alleen door de betreffende gesprekspartners enigszins serieus te nemen, ook in hun godsdienstige gevoelens.
Wat dat betreft is het de vraag of Hirsi Ali haar nu gemaakte fout nog ooit kan herstellen. Waarnemers vergelijken haar al met brokkenpiloot Jacques de Milliano, door het CDA in 1998 eveneens als grote stemmentrekker van buitenaf binnengehaald. Door zijn eigenzinnige opstelling hield hij het aan het Binnenhof geen half jaar uit.
Dit lot dreigt ook Hirsi Ali. Mohammed „een verachtelijk individu” noemen: dat zal partijleider Zalm toch niet hebben bedoeld toen hij in het kamerdebat over waarden en normen voorstelde het antidiscriminatiebeginsel een status te geven boven de klassieke grondrechten als vrijheid van meningsuiting?
Behalve vanwege haar bewoordingen, is het voor bijbels georiënteerde christenen nog om andere redenen verstandig afstand te houden van Hirsi Ali. De mitrailleursalvo’s die de Somalische rondom zich afvuurt, treffen niet alleen moslims maar ook christenen. Voor haar is niet slechts de islam, maar elke godsdienst een meer dan potentieel gevaar voor maatschappij en staat. „We zouden in Nederland moet debatteren over de vraag: komt de moraal van ons, mensen, vandaan of wordt alles door God ingegeven?”, zei ze vorige week in Trouw. Een prima oproep, maar het probleem is dat voor Hirsi Ali het antwoord al vaststaat. Een godsdienst die mensen troost biedt, is nog net toegestaan, maar een religie „als ijkpunt van moraal, als richtsnoer voor het leven” wijst ze pertinent af.
Het is van belang die visie van haar de komende tijd in het achterhoofd te houden. Zij geeft reliëf aan haar kritiek op alle vormen van bijzonder onderwijs. Zij ontmaskert Hirsi Ali als iemand die wel degelijk ook een geloof heeft, namelijk in vooruitgang, verlichting en beschaving, die -o illusie- geweld en terreur vanzelf doen verdwijnen.